Familie Helder op Reis: Jaartjeweg 2006 - 2007
In deze week trekken we de Andes in. Een week waarin de grote stad Arequipa afgewisseld wordt met het leven in een Canyon waar de tijd stil lijkt te hebben gestaan. We kregen hoofdpijn, spierpijn, blaren en werden verkouden, we zijn gewaarschuwd dat Zuid-Amerika lang niet zo veilig is als Azië, maar toch hebben we weer een geweldige week gehad. Vanuit Arequipa maakten we een schitterende vierdaagse tour door de Colca Canyon, een kloof van ruim 1000 meter diep, volgens de reisgids nog dieper dan de Grand Canyon in de Verenigde Staten. Na terugkeer in Arequipa reisden we door naar Puno, aan het Titicaca-meer. Hier zullen we enkele dagen blijven.
Er zijn veel georganiseerde tours naar de Colca Canyon, maar we twijfelen of dat niet te zwaar voor ons is. Gelukkig hebben de mensen van ons hostal een goed voorstel hoe we op eigen gelegenheid naar de canyon kunnen, dan kunnen we in ons eigen tempo lopen en eventueel terugkeren als we teveel last krijgen van de hoogte. We krijgen een routebeschrijving met info over bustijden en overnachtingen, en de busreis plus verblijf voor de eerste dag worden voor ons geregeld – we hebben wel weer geweldig geboft met dit hostal. Gisteren hebben we al een extra zaklamp gekocht (in de kloof is geen elektriciteit), en hoedjes tegen de zon (voor Wim, Anneke en Litty; Johan had zelf al een mooie hoed gekocht bij de Ballestos-eilanden). Eigenlijk zijn we dus klaar om te gaan, maar we blijven nog een extra dagje in Arequipa, om goed te wennen aan deze hoogte voordat we nóg hoger gaan.
’s Morgens wandelen we naar de Puente de Fierro, een brug over de rivier Río Chili die door Arequipa stroomt. Deze brug is ontworpen door Eiffel, hij ziet er niet echt stevig uit maar is toch al ruim 100 jaar bestand tegen de aardbevingen die hier regelmatig voorkomen. Met een taxi gaan we terug naar het centrum. In een van de vele taart-restaurantjes bestellen we ‘churros’, die hadden we in Madrid al vaak gezien maar hier voor het eerst geproefd.
In het hotel doen we wat schoolwerk en halverwege de middag gaan we met een taxi naar de wijk Yanahuara. Vanaf het pleintje heb je mooi uitzicht op de besneeuwde vulkanen rondom de stad. Onder de bogen zie je El Misti, vandaag met weinig sneeuw. Over de huizen heen zie je enkele andere vulkanen van boven de 6000 meter met wel een flinke hoeveelheid sneeuw. Bovendien staat er op het plein een kerk met een mooi versierde gevel.
We dalen af naar de rivier Río Chili, waar volgens onze reisgids een goed restaurant moet zijn. Het blijkt een tuin tot aan de rivier, waar op verschillende niveaus tafeltjes staan. Er is een vijvertje met pinguïns, een arend en twee aapjes aan een touw. Een van de aapjes drinkt grappig door met zijn hand frisdrank te graaien uit een opengesneden fles Inkacola. Ook staan her en der werpspellen, waar je kunt proberen kroonkurken in gaatjes te gooien. Een prima plek voor een gezellige middag! Er staan ook bijzondere dingen op het menu; wij wagen ons aan cuy (cavia!) en chicha morada (sap van paarse maïs). De cuy wordt als een goed herkenbare cavia geserveerd op een schaal met patatjes en salade, en het maïs-sap is meer vreemd dan lekker. Beide zullen we waarschijnlijk niet weer bestellen.
Vandaag begint dan ons avontuur naar de Colca Canyon. Al om half 5 gaat de wekker, om 5 uur heeft de mevrouw van het hostal een ontbijtje voor ons klaar staan (niet te veel, anders krijgen we meer last van de hoogte), en om half 6 regelt zij een taxi voor ons naar het busstation. Het grootste deel van de bagage blijft achter in Arequipa. Litty en Johan hebben elk een rugzakje met kleding, lakenzak, knuffel en een flesje water. Wim heeft daarbij nog zijn foto-tas met ook zonnebrand en zaklampjes, en Anneke neemt haar grote rugzak mee met EHBO en extra water en proviand.
Het busstation van Arequipa is een zogenaamd ‘terrapuerto’, je moet er ook een soort luchthavenbelasting betalen bij vertrek. Volgens een bordje is deze ‘landhavenbelasting’ bedoeld voor de omroep, informatie, EHBO en toiletten, maar toch moeten we voor de wc nog extra betalen. Het kost 50 cent (sol-centen, dat is 12½ eurocent), en dan krijg je wc-papier en een mooi bonnetje.
Om 6 uur vertrekt de bus. We gaan direct flink de hoogte in, naar een hoogvlakte van meer dan 4000 meter hoog. Johan had laatst een schoolopdracht gemaakt over de bergen - nou, de boomgrens hier ligt een stuk hoger dan in zijn aardrijkskundeboek, maar op deze hoogte groeien ook in de Andes geen bomen meer, alleen wat gras en kleine struikjes. Niet echt een plek om te wonen, lijkt ons, maar toch zijn er enkele dorpjes. De mensen leven van de veeteelt, niet met koeien of varkens, maar met lama’s en alpaca’s. En op de vlakten zien we enkele keren een groepje vicuña’s, een soort wilde lama maar dan slanker, het lijken wel hertjes. En we passeren een hele groep steenstapeltjes, sommige met kruis bovenop - een begraafplaats, lijkt het.
Na een heel eind over de hoogvlakte, gaan we nóg verder omhoog, een pas over van 4800 meter boven zeeniveau! We hebben wel wat last van de hoogte, en eten een paar coca-snoepjes, die schijnen te helpen (in elk geval zijn ze erg lekker). Daarna dalen we af naar Chivay, het eindpunt van deze bus. Met een taxi gaan we dan nog een kwartiertje verder over een onverharde weg, naar het dorpje Yanque. Het hostal is gesloten, we lopen naar het centrale plein en daar komt de vrouw van het hostal ons tegemoet - zij was ons misgelopen bij het busstation. Samen lopen we terug naar het hostal, waar we worden verwelkomd met verse broodjes en een kop thee. Bij het brood krijgen we ‘dulce de manzana’, dat lijkt wel op de driehoekjes perenjam die we in Madrid kochten (net als driehoekjes smeerkaas verpakt in een rond doosje).
Een uurtje rust,en dan neemt de vrouw ons mee voor een rondwandeling. Haar dochtertje van 5 is net uit school en gaat ook mee, en ze heeft haar zoontje van 5 maanden in een draagdoek op de rug. In Arequipa zeiden ze dat dit een eenvoudige wandeling zou zijn op gelijke hoogte, maar het gaat toch flink op en neer (hoe kan het ook anders in dit landschap). De wandeling zou 2 uur duren, maar wij doen er minstens 3 uur over - het valt ons niet mee, op deze hoogte maar het is wel geweldig mooi. Soms volgen we een wat breder pad, dan weer gaan we links of rechts van het pad een voetspoor op. We zien maïsvelden op terrassen die nog door de Inca's zijn aangelegd, quinoa (wat we in Nederland soms ook wel eten), tarwe waarvan bier gemaakt wordt, veel ezeltjes, vrouwen in traditionele dracht, een struik waarvan je thee kunt zetten tegen hoogteziekte en cactusvruchten. De vrouw wijst ons ook op een grote waterval, langs de berg Mismi, waar de Amazone-rivier ontspringt.
Onderweg komen we langs een voorraadplaats van de Inca's: in een steile wand van een kloof (van een zijriviertje van de Colca) zijn een soort voorraadvaten uitgehakt. Waarschijnlijk bewaarden de Inca's hier hun graanvoorraden - maar hoe ze de voorraadkamers konden bereiken, is ons niet duidelijk - de wand is nu in elk geval veel te steil om te bewandelen. Na een klim bereiken we ook de (gerestaureerde) ruïnes van Uyo Uyo, een redelijk grote Inca-stad. Vandaar dalen we af naar heetwaterbronnen, waar een soort zwembadje bij is gebouwd. Het hete water komt natuurlijk ook door de vulkanische activiteit in dit gebied. Jammer is wel dat het inmiddels bewolkt is (het heeft ook even geregend), dus we blijven hier niet te lang. Langs een stierenvechtersring (ja, ja, Spaanse invloeden) lopen we terug naar het dorpje. Zo aan het eind van de middag komen allerlei dieren terug van de veldjes buiten het dorp: er is druk verkeer op straat van ezeltjes, schapen, lama's en alpaca's.
Wim en Anneke gaan een uurtje rusten voor het eten; intussen doen Litty en Johan in de 'dining room' een kaartspelletje. Het is inmiddels flink fris geworden, maar in de eetkamer is het lekker warm. We krijgen een bord soep, en dan heerlijk alpaca-vlees, gekruid met oregano. Het dochtertje speelt nog een kaartspelletje met ons, waarvan we de spelregels niet begrijpen maar wat er steeds mee eindigt dat zij (bijna) alle kaarten in handen heeft en dus gewonnen heeft - de kinderen hebben grote lol en worden steeds drukker, toch moeten we het spel beëindigen want het wordt voor allemaal bedtijd.
5,57 km gewandeld, afdaling van Cobanaconde op 3380 meter tot Oasis op 2180 m
Dankzij een dikke stapel dekens hebben we het niet koud gehad ’s nachts. We liggen dan ook nog lekker te slapen als om half 5 de wekker gaat. De vrouw heeft al thee voor ons gezet, en haalt ook snel wat verse broodjes – maar voor rustig ontbijten hebben we geen tijd, want om 5 uur rijdt de bus naar Cabanaconde door de straat, en die moeten we hebben! De bus zit propvol, we kunnen er nog maar net bij, staand (of eigenlijk meer hangend) in het chauffeursgedeelte. Het is nog hartstikke donker, de weg is onverhard maar er is al wel verkeer van allerlei mensen met ezeltjes – de bijrijder tuurt ook voortdurend door de voorruit om te zorgen dat er geen ongelukken gebeuren. We rijden langs de rand van de kloof, maar dat zien we pas als het een beetje begint te schemeren. Bij enkele dorpjes onderweg stappen mensen in en uit, en bij elke ‘mirador’ waar we langskomen (met bij daglicht ongetwijfeld mooi uitzicht op de kloof), stapt er een vrouw in klederdracht uit met een groot pakket spullen – die gaat hier zitten om souvenirs te verkopen. Na verloop van tijd ontstaat er ook voor ons zitruimte in de bus. In deze bus zitten zeker 10 andere toeristen, net als wij vroeg op pad om de condors te zien.
Bij een uitzichtspunt met de toepasselijke naam Cruz del Condor heb je veel kans condors te zien omdat ze in de buurt nesten hebben. Om een uur of 7 zijn we bij Cruz del Condor, het is dan al wel licht maar nog erg koud en winderig. Eerst nog maar wat broodjes eten, en dan wachten op de vogels. Eerst zien we alleen een mus, een zwaluw en een bergkonijn. De kinderen noemen ze spottend condormus, condorzwaluw en condorkonijn. Na een uur wachten zien we dan eindelijk enkele echte condors, heel in de verte. Toch al wel indrukwekkend om te zien, want condors zijn flink groot, het zijn de zwaarste vliegende vogels. We zijn al blij dat we niet helemaal voor niets zo vroeg zijn opgestaan, maar nog een kwartiertje later wordt het helemaal geweldig. Minstens 12 vogels vliegen vlak boven onze hoofden, je kunt de vleugels horen suizen als ze overvliegen, en het ziet er best een beetje dreigend uit als een paar van die grote vogels recht op je af komt vliegen. Om 9 uur lijkt het afgelopen, we lopen nog wat langs het marktje waar vrouwen in mooie kleding allerlei handwerk verkopen, en wachten dan op de bus van half 10 die ons verder moet brengen naar Cabanaconde. Juist als de bus aankomt, komt er nog een groep condors langs – jammer dat we weg moeten maar er rijden hier zo weinig bussen dat je er echt geen een kunt laten passeren.
Cabanaconde ligt een kwartiertje verder, hier is de kloof op zijn smalst en hier beginnen de wandeltochten naar beneden. We pauzeren eerst nog in een restaurantje voor wat drinken, daar kleden we ons ook om en halen de wandelstokken tevoorschijn. Om kwart over 11 zijn we dan echt klaar om te gaan. De kinderen dragen tijdens deze tocht hun eigen spullen. In het begin een beetje wennen maar dan lukt het wel. Vanuit het dorp lopen we eerst min of meer op gelijke hoogte over een pad door de velden. Enkele ‘wandelende takkenbossen’ komen ons tegemoet: mensen met een grote bundel maïsstengels op de rug. Ook enkele wandelaars, die terug komen uit de kloof en vermoeid zijn na de lange klim.
Na ruim een kwartier staan we aan de rand van de kloof, en kan de afdaling beginnen. Maar daar heeft Wim een probleem: de zolen van zijn wandelschoenen zitten helemaal los! We proberen nog wat met een veter en leukoplast, maar dat is onbegonnen werk. Gelukkig heeft Wim ook zijn sandalen bij zich, met goed profiel – daar moet hij het verder maar op proberen.
Het pad gaat best steil omlaag. Na zo’n 200 meter dalen zien we ver onder ons Oasis al liggen een groene plek temidden van de rotsen, met middenin een helblauw zwembad. Het ziet er aantrekkelijk uit, maar we moeten nog véél verder dalen. Dat gaat moeizaam, vooral bij Litty, maar we hebben geen haast en stoppen regelmatig om een foto te maken of wat te drinken. Het landschap verandert, we komen langs basaltrots en langs cactussen. Na een laatste heel steil gedeelte over een kale rots, zijn we in Oasis.
Daar zijn simpele hutjes waar je kunt overnachten: een basis van steen, met wandjes en daken van riet (met grote kieren ertussen). Elektriciteit is er niet, we krijgen een kaarsje. Na aankomst gaat Wim (natuurlijk) eerst nog even zwemmen, de anderen rusten lekker uit tot etenstijd. Er zijn nog enkele andere gasten, ook Nederlanders, die de route in omgekeerde richting lopen.
We eten een soort groentensoep, en spaghetti met tomatensaus. Uit onze brooddoos halen we wat plakjes kaas en salami voor bij de spaghetti – met dan ook nog een kop thee als toetje hebben we een goede maaltijd. We kletsen nog wat met de andere wandelaars, en gaan dan bijtijds slapen.
8,03 km gewandeld, 631 m gestegen, maximum hoogte is 2683 m, eindhoogte is 2422 m
Het reisverslag van vandaag is geschreven door Johan
De dag begint met relatief vroeg opstaan, zo’n zeven uur. Als ontbijt krijgen we pannenkoeken met jam. Het is wel heel lekker maar ’t is tien keer dikker dan oma’s boerenpannenkoekje. [Aanvulling: als we gaan inpakken, missen we onze brooddoos - gisteravond in het donker waarschijnlijk toch bij de eettafel laten staan. Maar daar is hij niet meer, en de beheerder weet natuurlijk nergens van... Nu ja, de doos was toch al gebarsten maar het is jammer van de paar plakjes kaas die we nog hadden.] We gaan wandelen om een uur of acht. We komen langs het leegstaande zwembad en gaan via een paadje naar de brug. Het bleek dood te lopen en we gaan het iets hoger nog eens proberen, loopt dus ook dood. Het derde pad leidt wel naar de brug, waar de truien uitgaan.
Na de brug gaat het redelijk steil omhoog naar de gehuchtjes 1 en 2, zo noemen Litty en ik ze. [Aanvulling: Litty vindt dat haar schaduw net op een pelgrim lijkt, zo met stok en hoed - alleen de schaduw hoor, zijzelf niet echt, een pelgrim heeft immers geen groen hoedje en roze broekje aan!] Na 400 hoogtemeters bereiken we een mooi versierd kruis, 6 dagen geleden was hier een feest en is het kruis versierd. Dit weten we van een gids die ons toen passeerde.
Vanaf hier gaat de weg vlak ahum ahum, het gaat redelijk op en neer naar het eerste gehuchtje, Malata. Hier is een heel klein museumpje, waar we een verrassend lange rondleiding krijgen (de meeste keukens zijn groter). [Aanvulling: eerst mochten we al lange vruchten proeven (van de johannesbroodboom?), die je afpelt als een soort banaan, en dan zitten er grote pitten in. In het museumpje is allerlei huisraad, een steenslinger voor de jacht, gedroogd vlees (keihard, maar schijnt bij het klaarmaken weer zacht te worden - je moet toch iets als je geen diepvriezer hebt), enkele opgezette dieren en een stukje slangenhuid dat als medicijn gebruikt wordt.]
Achter het museum, in het gedeelte dat niet voor rondleidingen bedoeld is, staan cavia's achter een hekje. Ze zijn niet bedoeld als huisdier maar gewoon om op te eten.
We drinken een flesje frisdrank en gaan weer verder. In het dorpje staat een kerkje en is een dorpspleintje waar de ezels staan. 40 minuten verder bereiken we het tweede gat waar een winkel is die brood verkoopt, we kopen 16 broodjes en een fles vruchtensap en gaan bij een supersnelstromend bergbeekje zitten op wat stenen. We eten alle 16 broodjes op en vragen het juiste paadje naar San Juan. Een weg is er niet, het enige verkeer in de Cañon de Colca is een ezel en je eigen voeten.
We lopen en glijden het heel erg steile en vol met losse stenen liggende pad. Onderweg heeft Litty een looptechniek bedacht waar bij je met je voorste voet een stap doet en je achterste voet er over de stenen naar toe schuift. Het werkt wel, ze is als eerste beneden. Beneden kan je met stapstenen of over de gammele brug naar de overkant, Litty kiest als enige de stapstenen en is als eerste aan de overkant. Het pad leidt heuveltje op heuveltje af naar San Juan, het hostel waar wij heen willen schijnt een eind(je) uit het dorp te liggen. We passeren het schooltje waar groot op staat San Juan de la Chucco, zoals het eigenlijk heet.
Het hostal ligt 30 minuten lopen van het dorp, daar staan een paar andere huizen. We nemen de “luxe” kamers met eigen badkamer. Er zijn al twee andere mensen met een gids, en vlak na ons komt er een groep van 7 personen aan. Dan zit het hostal helemaal vol. We eten kippensoep en sojavlees met frietjes. Tijdens het eten zien we nog een paar ezels en een groep van acht mensen elkaar passeren op de steile weg die wij morgen gaan lopen. Na het eten gaan we snel naar bed want morgen ontbijten we al om vijf uur.
Vrijwel alle georganiseerde tours door de canyon vertrekken de laatste dag héél vroeg (2 of 3 uur ’s nachts!!!) en lopen dan in het donker naar boven, om op tijd te zijn voor de condors. Dat leek ons niets, daarom hebben wij op de heenweg de condors al bezocht. Toch moeten we vandaag vroeg op, want er rijden niet zo heel veel bussen vanaf Cabanaconde terug naar Arequipa: overdag eigenlijk alleen om 11.15 uur en 13 uur. Volgens ‘het boekje’ is het 4 uur klimmen, maar wij doen daar vast langer over – we willen vertrekken zodra het licht is. Dat betekent om 5 uur (in het donker) ontbijten: een lekker pannenkoekje en een broodje, met daarbij weer een kop coca-thee (gewoon wat coca-bladeren in je beker, met heet water erbij, zie info-stukje). Daarna pakken we in de ochtendschemering onze spullen bij elkaar, en om 6 uur starten we. Eerst een stukje langs een slingerend pad afdalen naar de rivier (2320 meter ‘laag’), daar de brug over en dan begint de klim. Af en toe passeren ons enkele mensen met ezeltjes (die hebben boven boodschappen gedaan, de ezeltjes sjouwen zakken meel of flessen drinkwater), of mensen die zelf hun vrachtje dragen op de rug – de meesten hebben daarbij een stoffige transistor-radio in de hand, een eenvoudige uitvoering van een mp3-speler. Het pad vanaf San Juan is minder steil dan bij Oasis, maar gaat natuurlijk toch flink omhoog. Af en toe pauzeren we voor wat water, wat eten of gewoon om van het schitterende landschap te genieten. Volgens de hoogtemeter op de GPS schieten we lekker op, maar we weten niet precies tot hoe hoog we moeten, en na zo’n 1000 meter klimmen verlangen we toch wel naar het einde. Juist dan stijgt het pad heel langzaam, er lijkt geen eind aan te komen, maar opeens zien we dan toch in de verte Cabanaconde liggen, op min of meer gelijke hoogte. Yes, we hebben het gehaald! Eigenlijk hadden we ons nu weer een lange pauze beloofd, maar we lopen over een pampa waar duizenden sluipwespen vliegen, de grond zit vol holletjes. Ze laten ons wel met rust maar we durven hier toch niet te gaan zitten, dus lopen we door naar de weg. Het is dan tegen half 12, het dorp is nog een kwartiertje lopen maar we hebben geluk: de bus van kwart over 11 is nog niet voorbij, we zien hem aankomen en blijven dan gewoon staan langs de weg. Wandelstokken in de rugzak, bus aanhouden, en ja hoor, we mogen mee – met een voldaan gevoel gaan we zitten. Op de heenweg reden we dit in het (vrijwel) donker, nu kunnen we goed genieten van het uitzicht over de kloof. In Chivay blijft de bus lange tijd staan op het busstation – tijd om wat broodjes, fruit en drinken te kopen. Vanaf Chivay is de weg weer verhard. Over de pas van 4800 meter komen we weer op de hoogvlakte met lama’s, alpaca’s en vicuña’s, en kwart over 6 zijn we terug in Arequipa. Met een taxi rijden we terug naar ons hostal. Terug in de stadsdrukte, met alle gemakken die daarbij horen, maar wat hebben we deze vier dagen genoten, zonder warm water, elektriciteit, supermarkt en restaurants!
We blijven een extra dagje in Arequipa: schoolwerk, website bijwerken, schoenreparatie, wasserette, postkantoor, nieuwe broek voor Johan en kappersbezoek voor Wim.
Terwijl de anderen op de hotelkamer aan het werk zijn, gaat Anneke in haar eentje met Wims kapotte schoenen naar een schoenmaker, vlakbij de markt. Daar wordt ze bijna slachtoffer van een traditionele berovingstruc: van achteren natgegooid, en terwijl een vrouw haar aandacht probeert af te leiden met een zakdoekje en enkele malen meldt dat haar blouse nat is, pakt een man haar nylon schoudertasje vast – gelukkig heeft ze het in de gaten, en trekt het tasje terug – pas later ontdekt Anneke dat het tasje kapotgesneden is, maar net niet ver genoeg om de portemonnee er uit te halen. Nu zat daar alleen wat boodschappengeld in, maar toch… In Lima waren we zó angstig en voorzichtig, maar we hebben de afgelopen weken zó veel aardige, behulpzame mensen ontmoet, dat we het gevoel kregen dat hier geen kwaad gebeurt – nu weten we weer beter, blijven opletten dus!
Op dringend verzoek van de kinderen lopen we ook deze laatste dag in Arequipa nog weer naar het centrale plein, waar Litty en Johan weer grote lol hebben met een restje duivenvoer.
’s Morgens vroeg op, en met een taxi naar het busstation. Onze bus vertrekt om 8 uur, maar de mevrouw van ons pension is bang dat we in een file terechtkomen en adviseert ons om al vroeg te vertrekken: om 6 uur regelt ze een taxi voor ons! Maar de wegen zijn nog rustig, nu hebben we tijd over om op het usstation nog wat verse broodjes te kopen (lekkere driehoekige, zoals we ook hadden in de Colca Canyon), en dan stappen we de bus in. Over de hoogvlakte rijden we naar Puno, aan het Titicaca-meer. Als we de stad naderen, hebben we schitterend uitzicht over het meer. We worden opgehaald van het busstation door een kennis van de mensen in Arequipa, zo komen we bij een hostal in het centrum.
Eerst maar even rusten, want we hebben toch wel weer wat last van de hoogte. Puno ligt op 3810 meter hoogte, dit wordt onze hoogste overnachting tot nu toe. Daarna lopen we door het stadje, naar het centrale plein. Puno is een rommelige stad, op straat wordt van alles verkocht, veel voetgangers beschouwen de straten als wandelgebied, hier geen taxi’s maar driewiel-motor-taxi’s (soort tuktuks). In een gezellige toeristen-wandelstraat kiezen we een restaurant, en dan gaan we vroeg slapen.