Familie Helder op Reis: Jaartjeweg 2006 - 2007
Een week in woestijnklimaat. Heerlijk spelen in de zandduinen, mooie uitzichten, en veel opgravingen en mummies. In de zon is het erg warm, maar aan het eind van de middag koelt het flink af - als we 's avonds gaan eten, trekken we trui, lange broek en sokken aan. We hebben wel last van zandvliegjes - dágen later jeukt het nog! Aan het eind van de week trekken we de bergen in, tot boven 2000 meter - we moeten wel even wennen aan de hoogte, dus we doen rustig aan.
Onze volgende bestemming is ruim een uur rijden vanaf Pisco, dat doen we helemaal met een taxi. Om 9 uur staat de auto voor de deur bij ons hotel in Pisco. We rijden door droog woestijnachtig gebied, soms links uitzicht op de bergen, soms rechts op de zee. We zien ezeltjes langs de weg, en 'akkers' met cactussen en met katoenstruiken.
Huacachina is een oase temidden van zandduinen. Rondom een lagune staan enkele huizen en hotels, verder is het vooral zand dat je hier ziet.
Op het meer kun je een roeiboot of waterfiets huren, maar het grootste vermaak is toch wel de verhuur van 'sandboards'. Je krijgt er een zakje wax bij, en als je de plank daarmee inwrijft kun je heerlijk van de duinen roetsjen. Maar dan moet je natuurlijk wel eerst naar boven klimmen met die plank, want een sleepliftje is hier niet.
Met blote voeten is het zand veel te warm, dus we trekken dikke sokken aan. Litty en Johan gaan eerst zittend naar beneden, maar na een tijdje probeert Litty het ook staand. Later op de middag wordt het minder heet, en de kinderen krijgen er steeds meer handigheid in, ze willen helemaal niet meer stoppen. Wim heeft ondertussen het zwembad opgezocht bij het hotel. Pas als de zon al onder is, brengen we de surfboards terug bij de verhuurster. Het is een heerlijke dag geweest!
Wim is al vroeg op: voor het ontbijt wil hij het hoge duin beklimmen vlak achter ons hotel. Even later staan Litty en Johan aangekleed bij Anneke voor de deur. We zien Wim boven op de duinkam, en besluiten hem achterna te gaan. Eerst is er een soort pad door het zand, later moet je echt door het mulle zand: bij elke stap glijd je weer half terug naar beneden. Vermoeiend, maar wel heel bijzonder, en het uitzicht is schitterend. Als we 'boven' zijn, blijken er natuurlijk nog veel meer zandduinen achter te liggen. Je kunt eindeloos dwalen in deze zandwoestijn en we kunnen ons ook heel goed voorstellen hoe blij je zult zijn als je onder je een groene oase ziet, zoals Huacachina. Diep onder ons ligt ons hotel, maar de route terug gaat lekker snel: met grote stappen door het zand, stukjes glijden op je billen (dan maak je een hele zandlawine!), en Johan ontdekt zelfs het buikschuiven - heerlijk! Na deze klim hebben we wel zin in ontbijt, daarna spullen inpakken en dan weer naar de lagune om te sandboarden.
We picknicken op een duin met een schaduwrijke boom bij de oase, en dan is het tijd om te vertrekken. Onze bagage mocht tot 2 uur op de kamers blijven, nu halen we de spullen op en wachten bij de receptie op ons vervoer naar het busstation van Ica. Litty en Johan vermaken zich ondertussen met de loslopende schildpadden, een aap aan een touwtje en ze schommelen nog lekker wat in de hangmatten. Later dan afgesproken, komt dan toch onze taxi – in sneltreinvaart scheurt die naar het busstation, een paar kilometer verderop. De bus staat al klaar voor vertrek – snel onze tassen onder in het ruim, dan rijden we. Wij hebben vier plaatsen voorin. Het is een korte rit, we reizen niet met de luxe Cruzero van Cruz del Sur maar met een gewone Peru-bus. De bus stopt in Ica nog een paar keer om extra passagiers te laten instappen: als je geen grote bagage bij je hebt, kun je op elke willekeurige plaats de bus aanhouden en meerijden.
De rit is niet bijzonder mooi, maar wel heel indrukwekkend: we reizen door droge, kale vlaktes. Af en toe een beetje groen, en dan weer steen, steen, steen. Ook enkele trajecten waar zandstormen waaien, je ziet het zand de weg op stuiven. ‘Zona de neblina’ waarschuwen borden langs de weg, daar is het net alsof je door dichte mist rijdt. We dachten dat we pas ná Nazca, op weg naar Arequipa, de bergen in zouden gaan, maar de route naar Nazca toe blijkt ook al door bergachtig gebied te gaan - Nazca zelf ligt zo'n 500 meter boven de zeespiegel.
Zo’n 20 kilometer vóór Nazca rijden we door het gebied waarvoor alle toeristen hier komen: het terrein met de beroemde Nazca-lijnen. De Nazca-cultuur was hier lang vóór de Inca’s, eigenlijk is er weinig over bekend (vandaar dat de cultuur ook gewoon vernoemd is naar de Nazca-vallei), behalve dan de vele vondsten in dit gebied: graven met mummies, aquaducten en veel mooi aardewerk. En natuurlijk de Nazca-lijnen: lijnen in het landschap die je eigenlijk alleen vanuit de lucht goed kunt zien. Er zijn veel rechte lijnen, enkele trapeziums, spiralen en dierfiguren. Het terrein van de Nazca-lijnen is een kale vlakte, bezaaid met stenen. Om de figuren te maken, is de bovenste laag van de aarde weggeschraapt, zo’n 20 tot 50 cm diep, zodat de onderliggende laag aarde, die lichter is van kleur, zichtbaar wordt. Vanuit de bus zien we alleen de toeristische informatieborden – om de lijnen zelf te zien moeten we hier echt naar terug.
Ons hotel in Nazca is vlak bij het busstation. Een mooie vierpersoonskamer, met een grote badkamer - dat komt goed uit, want we hebben heel wat zand meegenomen... Als we ’s avonds de straat op gaan om te eten, is het al donker, dus een oriënterende wandeling bewaren we maar voor morgen.
Litty en Johan zijn moe van de vele indrukken die ze afgelopen dagen hebben opgedaan – zij beginnen de dag liefst met een rustig schoolwerk-programma. Wim en Anneke gaan samen op verkenning. Om half 11 kunnen we mee met een excursie naar een begraafplaats in de buurt van Nazca. Samen met 3 Engelsen worden we rondgereden door een geweldige gids. Eerst een deel over een asfaltweg, en dan nog 7 km een onverhard zijpad in. De gids vertelt ook een en ander over de recente geschiedenis van Nazca, bijvoorbeeld over een grote aardbeving die in 1996 een groot deel van de stad verwoest heeft - met steun van Japan (waar men vreesde dat de Nazca-lijnen vernietigd waren) ziet de stad er weer goed uit. In alle hotels en restaurants hangen trouwens bordjes op plaatsen waar je veilig bent bij aardbevingen, zoals onder een boogconstructie: 'zona segura en caso de sismos'.
Bij een cactus stopt hij, om witte bolletjes te laten zien waaruit een rode kleurstof wordt gemaakt, zie info-stukje. Hij wijst ook op de vruchtbaarheid van deze kale grond: als er maar water is, kan alles er groeien, bijvoorbeeld een veld vol paprika-planten. En dat er diep in de grond wel ‘gewoon’ water beschikbaar is, bewijzen de johannesbroodbomen, die met hun lange wortels dat water kunnen bereiken. Ook de Nazca-cultuur had de kennis en vaardigheid om dat grondwater te gebruiken: er zijn aquaducten en waterkanalen gevonden – daardoor konden ze natuurlijk leven in dit droge klimaat. Want het regent hier zelden, nog geen 3 millimeter regen per jaar!
We stoppen onderweg ook bij een dorpje dat vroeger een collectieve nederzetting was: er is nog een gemeenschapshuis en een grote eetzaal voor de dorpsbewoners (20 huizen, zeg zo’n 120 inwoners).
Dan zijn we bij de oude begraafplaats van het dorp Chauchilla. Ongelooflijk, dat in dit kale woestijngebied vroeger mensen hebben gewoond. Er zijn hier zo’n 400 graven gevonden, waarvan er nu 10 toegankelijk zijn om te bezoeken. Het zijn kuilen in de grond, waarin mummies begraven zijn. Zittend, in foetushouding, net als een baby in de baarmoeder: met het gezicht naar het oosten (waar de zon opkomt), klaar om een nieuw leven te beginnen.
Oorspronkelijk hadden de mummies vaak gouden maskers en sieraden – daarvan hebben we in Lima het een en ander gezien. Het meeste goud is in de loop der eeuwen gestolen door grafrovers, maar er is nog een indrukwekkend aantal mummies dat een goed beeld geeft van deze Nazca-begraafplaats.
Op de terugweg stoppen we bij een aardewerk-werkplaats, waar op traditionele wijze aardewerk gemaakt wordt, met vormen en patronen van de oude Nazca-cultuur. We mogen er ook een slokje Pisco (sterke drank) proeven. Alleen Wim waagt zich daar aan.
Bij een werkplaats een paar huizen verder krijgen we uitleg krijgen over goudwinning. Zo’n 30 jaar geleden is er goud gevonden bij Nazca, er zijn enkele grote goudmijnen geweest, maar nu is de voorraad min of meer uitgeput en wordt er alleen nog door individuele dorpsbewoners naar goud gezocht. Het werken in de mijn is geen pretje (net zoiets als in een kolenmijn), maar hier zien we dat het bewerken erna ook niet eenvoudig en niet gezond is. Hier wordt geen zuiver goud gevonden maar steen met een heel klein beetje goudstof er in. Deze steen wordt eerst tot poeder vermalen.
Daarna wordt kwik gebruikt om het goud te ‘binden’. Dat doen ze hier door met een grote steen heen en weer te gaan over in bak met steenpoeder waarin het kwik drijft. Dat doe je met de voeten als een soort wip (zie foto). Het mengsel van kwik en goud wordt vervolgens in zijn geheel verhit. Daarbij verdampt het kwik en blijft het goud achter. Het kwik wordt wel opgevangen via een condensatieproces zodat er gelukkig niet al te veel kwikdamp in de lucht komt.
Het resultaat van al dit harde werken zijn kleine klompjes goud (waarschijnlijk nog steeds niet al te zuiver). Litty mag ze even vasthouden maar wordt natuurlijk goed in de gaten gehouden.
Met deze rondleiding eindigt de excursie, een zeer gevarieerd geheel. In enkele uren hebben we een heleboel gezien. Terug in het hotel eten we brood, genieten we van het zwembad en maken de kinderen nog wat schoolwerk.
Na het ontbijt wandelen we naar het busstation, en gaan met een lokale bus (richting Ica) mee tot het gebied van de Nazca-lijnen. We stappen uit bij de heuvel, een natuurlijk uitzichtspunt. Van daaraf heb je zicht op een groot aantal lijnen, als je niet beter zou weten zou je gewoon denken dat het bandensporen zijn. Dan lopen we naar een metalen uitzichttoren (blijkt verder weg dan het lijkt, in deze kale vlakte is het best lastig afstanden te schatten). De toren is 12 meter hoog, en staat vlak boven twee figuren – die kan je dan ook heel goed zien. Een figuur van twee handen, en een figuur van een boom. Er zijn vele theorieën over deze lijnen, en zelf bedenken we wat nieuwe varianten. Litty denkt dat je de toekomst ermee kunt voorspellen: je volgt de lijnen, en kijkt wat je tegenkomt. Johan denkt eerder dat het sterrenbeelden zijn.
Vanaf de uitzichttoren lopen we 3 kilometer langs de Panamerican Highway (een asfaltweg met weinig verkeer), tot het bezoekerscentrum bij de voormalige woning van Maria Reiche. Zij heeft hier vele jaren onderzoek gedaan naar de Nazca-lijnen. Er lopen twee lama's rond, die zien er erg knuffelig uit met hun dikke bruine vacht, maar als we ze naderen, grommen ze dreigend en laten hun grote voortanden zien. Echt aaien zit er niet in.
Met een bus rijden we terug naar Nazca. Een uurtje siësta in het hotel (lezen, zwemmen, MSN-en en telefoneren) en dan wandelen we naar het archeologisch museum van de stad. Na alles wat we al gezien hebben, is hier niet veel nieuws meer, maar er is wel veel uitleg over opgravingen en de vondsten zijn op een mooie manier tentoongesteld. In de tuin is een stuk oud aquaduct van de Nazca-cultuur, plus enkele reconstructies, onder andere een schaalmodel van de Nazca-lijnen. Zo kunnen we vanaf een plateautje toch alle figuren zien.
’s Morgens om 8 uur worden Wim en Litty opgehaald bij het hotel voor een vlucht over de Nazca-lijnen. Johan ziet er niets in, en Anneke is bang dat ze alleen maar doodmisselijk wordt, het schijnt namelijk te voelen alsof je in een achtbaan zit. Maar Litty wil heel graag, ze wil nu wel meer figuren zien dan de handen en de boom die we vanaf de uitkijktoren hebben gezien.
Vliegverslag van Litty: we worden opgehaald met een busje dat ons naar het vliegveld rijdt, als we bij het vliegveld zijn krijgen we eerst een Franse film te zien over opgravingen, potscherven en zo. Als de Franse mensen weg zijn komt de Engelse film en blijkt dat het begin wel over de Nazca-lijnen gaat. We hebben een plattegrondje gekregen over wat we gaan zien en in welke volgorde.
Als we eindelijk mogen gaan vliegen zit Wim op de wc en moet ik vast het vliegtuig in. Het is een heel klein vliegtuig voor 5 passagiers plus een piloot, ik heb gehoord dat er ook 3-persoons vliegtuigen zijn, die zijn dus nog kleiner! We krijgen een koptelefoon op waarmee de piloot vertelt wat we zien. Het opstijgen maakt veel lawaai maar het wordt beloond: we vliegen! We gaan wel heel erg rondjes draaien om de figuren heen, maar je kunt ze zo wel heel goed zien! Leuke figuren vind ik de aap, met een hele lange draaiende staart en de astronaut, een raar poppetje met een rondje om zijn hoofd, een helm zeggen ze.
Om half tien zijn de vliegers terug in het hotel. Anneke en Johan hebben inmiddels verse broodjes gehaald, en tijdens het ontbijt genieten we van de verhalen en foto’s. Daarna willen we nog op stap, maar Litty komt moeilijk op gang – voor haar is de dag goed geweest zo. We volgen een wandeling uit onze reisgids, naar de opgravingen van het Inca-stadje Los Paredones, vlak buiten Nazca. Hier werd vroeger de katoen uit de kuststreek geruild tegen wol uit de hooglanden. Vanaf hier volgen we een voetspoor door het kale heuvellandschap, zo liepen vroeger de Inca’s ook. We zien enkele ‘moderne’ Nazca-lijnen, een soort graffiti-sporen op de grond. Er is ook nog een echt oud figuur. Aan de rand van een kloof pauzeren we even – niet te lang, want er is hier geen schaduw.
We lopen verder naar een soort waterputten, ook al gemaakt door de Inca’s. Zij maakten gebruik van het water dat hier onder de grond stroomt, maar hadden ook een soort opvangbekkens (waarschijnlijk regende het hier toen vaker dan nu), in de vorm van een groot slakkenhuis. Er zijn zo’n 20 putten, van 6 tot 12 meter breed. Hier komen wel andere toeristenbusjes, maar verder is er geen vervoer, dus gaan we lopend op weg terug naar de stad. Al na een paar honderd meter passeren we een huis, waar net een auto weg wil rijden – de man biedt ons een lift aan, wat een bof, zo komen we snel terug in het centrum. We hebben tussen de middag niet veel gegeten, en gaan nu maar vroeg warm eten, in een restaurantje aan het centrale plein.
We lopen nog wat rond in het gezellige stadje, eten een ijsje op het plein en gaan dan naar een hotel waar een planetarium is. Om 7 uur is daar een voorstelling over de Nazca-lijnen. De Duitse onderzoekster Maria Reiche heeft een theorie ontwikkeld over een sterrenkundige betekenis van de Nazca-lijnen, daar gaat de voorstelling over.
Na afloop mogen we buiten zelf door een telescoop kijken. Daar maken we iets unieks mee: regen in Nazca! Nu ja, slechts enkele druppeltjes, maar voor deze droge woestijnstreek is dat heel bijzonder. Je wordt er niet echt nat van, dus we gaan gewoon door met sterrenkijken. Het is natuurlijk wel pech dat we niet zo veel sterren kunnen zien maar het is ook volle maan dus als de wolken even weg zijn, kunnen we de maan met maankraters goed zien. Door de telescoop zie je zelfs de ringen om Saturnus!. Met een digitale camera met een klein objectief kun je zelfs foto's door de telescoop maken.
Even later wordt ook het Zuiderkruis door de bewolking zichtbaar, en hier niet zo ver van de evenaar kun je zelfs de Grote Beer nog zien, laag aan de horizon.
Hierna lopen we terug naar ons hotel, waar we onze grote bagage ophalen en dan nog een tijdje in de hal wachten tot het tijd is om naar het busstation te gaan. Dat duurt nog 2 uur, dus we maken er een gezellig avondje van met een spelletje, chips en limonade. Tegen 11 uur lopen we naar het busstation, het is wel donker maar de straat is goed verlicht en er zijn nog veel mensen en bewakers op straat, dat geeft wel een veilig gevoel. Om 11 uur moesten we ons melden, de bus zou om half 12 vertrekken maar dat wordt minstens een half uur later. Als we eindelijk in de bus zitten, gaan we vrijwel meteen slapen.
We hebben weinig van het landschap gezien, maar het zou een lange en vrij saaie busrit zijn, dus daar hebben we niet veel aan gemist. Om 7 uur krijgen we een ontbijtje geserveerd, van een broodje ham, een plak cake en een bekertje heel zoete thee. Een uurtje later zijn we in Arequipa, 2325 meter hoog. Op het busstation is een informatiestandje voor hotels, daar reserveren we min of meer op goed geluk een hostal, waar we met een taxi naar toe worden gebracht. Een smalle deur in een drukke straat in het centrum, met meteen een steile trap naar een bovenhuis – maar boven is het ruim en gezellig, en bij toeval worden we verwelkomd door een Nederlandse vrouw, die samen met Peruanen dit hostal runt. Zij geeft ons veel informatie, en dan gaan we eerst wat rusten – we hebben natuurlijk een korte nacht gehad, en hebben ook last van de hoogte (hoofdpijn).
’s Middags lopen we naar een museum waar een ijsmummie te zien is. Een 12- of 14-jarig Inca-meisje, dat nu Juanita genoemd wordt. 500 jaar geleden is zij boven op een berg (6380 meter hoog) geofferd aan de goden. Een video toont hoe dat ongeveer gegaan is. Door de kou is het lichaam helemaal goed gebleven, eigenlijk net zo als bij de gletschermummie van Ötzi, die we vorige zomer in Bolzano gezien hebben. We gaan met een gids door een aantal zalen, steeds koeler zodat wij ook vast wat afkoelen voordat we bij de mummie zelf zijn – zo proberen ze de mummie bevroren te houden. Een leuke rondleiding, vindt Litty.
In Arequipa zijn veel restaurantjes waar je taartjes en ijs kunt eten – daar genieten wij ook van. En we gaan naar het centrale plein, zoals in veel andere koloniale steden ook hier weer net zo’n soort ommuurd plein als in Madrid. Veel lokale bevolking, en veel (deels Peruaanse) toeristen, die gezellig op een bankje zitten of de duiven voeren. Bij een vrouw op het plein kopen Litty en Johan ook een zakje duivenvoer, en hebben grote pret met de vele duiven om hen heen.
Ook vandaag een rustig dagje in Arequipa, om te wennen aan de hoogte. We voelen ons een stuk beter dan gisteren, maar zijn nog wel buiten adem als we een trap oplopen.
We gaan naar het klooster van Santa Catalina. Een groot complex, waar vroeger wel 500 mensen woonden – nu zijn er nog 80 nonnen. Er zijn verschillende straatjes met huizen, elk met eigen oventje achter het huis. Gelukkig zijn er pijlen, zodat je niet verdwaalt. De route begint bij de kamer waar de nonnen (door een dubbele rij tralies) contact konden hebben met de buitenwereld – dit heet de locutorio, zo heten tegenwoordig ook de telefoonkantoortjes en internet-café’s. In de nonnenkamertjes is borduurwerk te zien, er is een hostie-bakkerij, een wasplaats, een begraafplaats, een ziekenzaal, een keuken en een eetzaal. Alles is gebouwd van sillar, een witte vulkaansteen. Vanaf het klooster heb je ook mooi uitzicht op de vulkaan Misti, vlak buiten de stad. Er is ook informatie over het kloosterleven: de nonnen droegen soms een soort prikkeldraadvestje, als boetedoening voor de zonden van anderen.
Litty schrijft over het klooster: “Het klooster was groot en mooi, de nonnen hadden veel te doen en het was gezellig. De mensen gingen vaak bidden en wouden het beste voor de buitenwereld. Het lijkt mij wel mooi maar alleen als iedereen met wie je contact wil er ook is.“
Terug in het hotel kijken Litty en Johan weer een tijdje naar het vele verkeer in onze straat. Er zijn ongelooflijk veel gele taxi’s in de stad. Na een tijdje turven is de stand als volgt: 18 gewone auto’s, 12 ‘anders’ (een vrachtwagen met Coca Cola-kratjes, een politie-auto, mini-busjes, brommertjes e.d.) en maar liefst 114 taxi’s!