Familie Helder op Reis: Jaartjeweg 2006 - 2007
Nog een rustig dagje in Thailand, en daarna staken we de grens over naar Cambodja. Natuurlijk hadden we gelezen over het leven in Cambodja, we waren in Laos geweest en een dagje in Myanmar, maar toch – wát een armoe hier! Later begrijpen we dat dit zelfs voor Cambodjaanse begrippen het wilde westen is. Langs de grens met Thailand ligt een strook waar nog steeds veel mijnen liggen en nog steeds veel slachtoffers van mijnen vallen. Misschien verklaart dat ook de onverschilligheid ten aanzien van verkeersregels. Het is hier echt ieder voor zich en degenen met de hardste toeter en de grootste auto wint.
Litty schrijft: “Bij de grens van Thailand en Cambodja zagen we heel veel handgetrokken karren de grens overgaan. We fietsen over de snelweg, een onverharde weg met stenen en kuilen. Driekwart van het verkeer rijdt zonder nummerbord, en er zijn veel veel te volle auto’s.
In drie dagen fietsten we over een onverharde ‘snelweg’ naar Siem Raep, een stadje vlakbij de ruïnes van Angkor Wat. Een bezoek aan Angkor Wat was voor ons dé reden om naar Cambodja te gaan, en daar zijn wij niet de enigen in: uit de hele wereld komen toeristen hier naar toe, het lijkt wel het Rome van Azië, vindt Wim.
Rond Siem Raep lijkt Cambodja wel een heel ander land: redelijk asfalt, straatverlichting en zelfs een bakker met bruin brood en een winkel die kaas, dropjes en appelmoes verkoopt. Maar er wordt ook gebedeld; op straat pakken kleine kinderen je hand en vragen om geld of eten.
Voor het traject van vandaag hebben we twee verschillende beschrijvingen, die allebei niet lijken te kloppen. Bovendien maken ze een grote boog om weg 33, waardoor de afstand anderhalf keer zo groot wordt. Het wordt onze vierde fietsdag achter elkaar, en we hebben geen zin in extra kilometers – we besluiten het hele traject over weg 33 te rijden. We denken dat dat vandaag wel kan, omdat het zondag is; dan is er veel minder vrachtverkeer dan op doordeweekse dagen. Die beslissing pakt goed uit, het is redelijk rustig op de weg. Links hebben we mooi uitzicht op het landschap waar de andere fietsroutes doorheen rijden. Al met al geen superfietsroute zo, maar zeker ook niet vervelend. Het is wel benauwd warm, en we stoppen elke 10 kilometer om iets te drinken. Onze eerste (korte) stop is al vlak buiten Sa Kaeo, bij de city pillar. Dan stoppen we bij een science park, een verkleinde uitvoering van het park bij Prachuap Khiri Khan: beelden van dino’s, steensoorten, ‘proefjes’ met water en zwaartekracht, en het zonnestelsel. Litty en Johan kunnen zich hier even lekker uitleven.
Later wordt de lucht dreigend, we horen wat onweer, en het begint zelfs te regenen. Grote dikke druppen, eigenlijk best lekker om doorheen te fietsen want het is niet koud. Na de bui is de benauwdheid verdwenen. Tegen vijf uur zijn we in Aranyaprathet; voor deze laatste bestemming in Thailand kiezen we een hotel met bellboys. De kamers liggen rond het zwembad dat de grootste attractie van het hotel is. Het is nog steeds lekker weer, en we eten bij het hotelrestaurant, buiten aan de rand van het zwembad
Vandaag weer een rustdag, tijd voor schoolwerk en postkantoor. ’s Middags ook weer lekker zwemmen. Johan vertelt: “Er is nu een hele groep schoolkinderen in het zwembad, van een jaar of 10. Ze deden eerst 25 baantjes schoolslag, nu ja, ik deed schoolslag, zij gingen met een plankje en dan trappelen. Ik heb een stuk of 20 meegezwommen maar pfff, nu ben ik dood. De kinderen hadden toen 2 minuten rust (45 seconden, denkt Litty), en nu gaan ze verder met 30 baantjes borstcrawl of zo. En trouwens, ik was de hele tijd laatste terwijl zij een langer stuk hadden om te zwemmen, want ik zwom links en daar is het zwembad smaller. Een volwassen slootvanger gaat heel sloom, maar deze kinderen gaan echt supersnel!!” [met slootvangers worden de Thai bedoeld die in een sloot staan om vissen te vangen en dat zien we in deze streek dagelijks wel een paar keer]
Vanaf Aranyaprathet volgen we de bordjes “border”, nog zo’n 6 kilometer tot de grens. Voor de grens staat een lange rij vrachtwagens stil, en links van de weg is een grote “border market”. Anneke en Litty hoopten nog even op een gezellige toeristenmarkt met souvenirs, maar wat we zien is een vuil, chaotisch terrein met stapels spul van rommelmarktkwaliteit. Hier hoeven we niet te stoppen – we rijden naar de Thaise ‘emigratie’ voor een nieuw stempel in ons paspoort. Gelukkig is er een apart loket voor ‘foreign passports’ – bij de loketten voor ‘Thai passports’ staat een enorme rij. Daarna mogen we met de fiets door naar het Cambodjaanse visumbureau. Als we het verkeer zo zien lijkt het alsof ze links rijden, vinden Litty en Johan, maar het blijkt te betekenen dat je eigenlijk rechts hoort te rijden. In dit stukje niemandsland staan allerlei grote hotels en casino’s, de een ziet er nog luxer uit dan de ander. Het visum is snel geregeld, en dan kunnen we door de douanepost – al met al heeft het een uur geduurd, maar dan zijn we in Cambodja!
Bij de grens is het asfalt opgehouden. Het straatbeeld ziet er hier heel anders uit dan in Thailand, andere reclames, ander soort stalletjes – we kijken rond maar moeten ook goed op het verkeer letten en op de kuilen in de weg – na een paar kilometer stoppen we bij een restaurantje langs de weg om rustig de eerste indrukken te verwerken. Een agent bij de grens had ons gewaarschuwd voor de slechte weg, volgens hem moesten we minstens een lap voor ons gezicht en een stofbril op – maar volgens ons fietsboekje kun je hier fietsen, dus we gaan het maar gewoon proberen.
De weg lijkt toch anders dan de beschrijvingen die we gelezen hadden, er zijn wegwerkzaamheden aan de gang en wij hebben de indruk dat de hele weg is opgehoogd en wordt verbreed. Oude bruggen zijn vervangen door zandlichamen, met grote rioolbuizen waar water door kan stromen. Op veel gedeelten is er een parallelweg, soms wel een meter lager dan de hoofdweg. Daar heb je in elk geval iets minder last van het andere wegverkeer. De parallelstukken zijn onverhard, maar dat is de hoofdweg ook – en dat heet dan een ‘highway’! Vaak stuift er een grote stofwolk op als er een auto passeert – lastig dat wij dan niets meer kunnen zien, maar automobilisten en brommerrijders zien natuurlijk ook niets als ze in zo’n wolk zitten, dus het verbaast ons niets dat hier elke dag wel ongelukken gebeuren!
Langs de weg zijn veel stalletjes die benzine verkopen (in flessen), veel sigaretten, en natuurlijk drinken. De drankjes die we in Thailand vaak kochten, zien we hier niet (Dutch mill drinkyoghurt, groene thee, sinaslimonade). Wel zijn hier weer allerlei blikjes vruchtensap te koop, die we in Thailand nauwelijks zagen: lychee, soursop, en wintermeloen.
Aan het eind van de middag zijn we bij een hotel in Sisophon, op een driesprong van wegen. Onder de (koude) douche spoelen we het ergste stof van ons lijf, en maken dan de balans op. Johan: “Het was een heel gedoe [de grensovergang] en de wegen in Cambodja zijn veel slechter. Er is veel te veel stof op de weg, grote wolken als de auto’s rijden.” En Litty: “In Laos waren de wegen beter, vond ik. Kinderen gaan ook niet echt naar school, ze gingen afval verzamelen, blikjes en plastic flesjes.” Wim vult aan: “Je kreeg stof in je ogen, soms had je maar 50 meter zicht. Mijn tanden knarsen, zelfs daar zit zand!”. In onze Lonely Planet-fietsgids staat een top-5 van "highways from hell", en de weg die wij fietsen staat op nummer 2 - kan het dan nóg erger?
De hele dag rijden we over highway 5, de snelweg van zand. Highway from hell zegt onze reisgids, dus we wisten waar we aan begonnen.
We worden voortdurend enthousiast begroet, Hello! Hello! – maar we hebben alle aandacht nodig om het stuur recht te houden, er is niet altijd gelegenheid om te kijken waar de stemmen vandaan komen, laat staan om terug te zwaaien.
Er rijden pickup-trucks langs vol vracht, met daarbovenop nog een aantal mensen. . Of met een stok dwars over de bagagedrager waaraan tientallen kippen hangen. Of met twee grote tassen die (bijna) tot op de grond hangen. Je kunt zelfs een brommertje vervoeren achterop een brommer, zien we!
We weten niet of er in Cambodja een bepaalde tijd van het jaar bestaat waarin er getrouwd wordt maar dat moet haast wel. Om de paar kilometer zien we een feesttent langs de weg. Daarin zitten mooi opgedofte jongens en meisjes klaar voor de festiviteiten van de bruiloft. Een wonderlijk gezicht zo in hun feestkleding daar tussen al het zand.
Een paar keer rijdt er een tankwagen langs die het wegdek nat sproeit, dat rijdt wel een stuk lekkerder! Halverwege de middag is dat niet meer nodig – tot onze verrassing gaat het even écht regenen! We schuilen onder een afdakje, en rijden dan verder. Dan krijgen we pech: Wims voorband is lek! Met een nieuwe voorband rijden we dan nog het laatste stuk. Langs de weg is een meertje waarin we een grote groep painted storks (ooievaars) zien.
We zijn blij als we veilig op onze bestemming zijn voor vandaag – er was bijna echt een ongeluk gebeurd. Tijdens het rijden hoorde Wim achter zich een vrachtwagen toeteren, en week toen instinctief opzij naar rechts – maar de vrachtwagen bleek hem rechts te willen inhalen! Met zulke chauffeurs op de weg is het hier levensgevaarlijk.
In Kralanh is één guesthouse, wij kiezen de ‘luxe’ kamer met 4 bedden, 2 fans, een eigen badkamer en een tv. Litty en Johan hebben eerst ook de ‘gewone’ kamer gezien, dat is écht niets, en zijn dan ook best tevreden met onze kamer. Voor de deur van het guesthouse staat een verkeersbord: “verboden te graven” – dit is een waarschuwing dat hier nog landmijnen kunnen liggen. Natuurlijk hadden we de kinderen wel verteld over de landmijnen in Cambodja, en dat je in deze streek niet zomaar van de weg af moet lopen om een vogel te bekijken of een plasje te doen. Maar we hadden niet verwacht dat we zelf op een mijnenveld zouden slapen!
Tot onze verrassing is er in dit dorp wel een prima restaurant zodat we na een dag van zandhappen kunnen bijkomen met een lekkere maaltijd.
’s Avonds valt een paar keer het licht uit. Nu hebben we wel een kampeerlamp bij ons, maar ook de ventilatoren staan dan natuurlijk stil en dan is het wel benauwd op de kamer – gelukkig kwam alles na een tijdje weer op gang. Wel begrijpen we nu waarom de stalletjes langs de weg een koelbox hebben in plaats van een koelkast: dan heb je geen last van stroomstoring!
Als we ’s morgens het guesthouse uitkomen, zien we rechts een stofwolk van de weg waar we gisteren uitkwamen, en links een stofwolk van de weg waar we vandaag naar toe gaan. Vooruit, nog 20 kilometer, dan moet er volgens ons boekje weer asfalt zijn.
Het lijkt vandaag wel nationale varkensverplaatsdag. Overal zien we brommertjes met een mand achterop waar een stuk of vier biggetjes inzitten. Ook zijn er brommers met één of twee grote varkens achterop gebonden. Dood veronderstellen wij, totdat we bij het rijden door een hobbel de varkens luid horen protesteren.
Na 20 km is er inderdaad een soort van asfalt, eerst nog heel slecht maar geleidelijk wordt het beter. Het lijkt wel of met de kwaliteit van de weg, ook de welvaart toeneemt: er komt wat meer bedrijvigheid langs de weg, kinderen lopen niet op blote voeten maar hebben schoentjes aan, en de schooluniformen hebben steeds wittere blouses.
Na drie dagen zand-fietsen zien we opeens vlak voor onze ogen een vliegtuig opstijgen, heel vervreemdend, alsof je een sprong in de tijd maakt! Dan komt de afslag naar het vliegveld, en vanaf dat punt zijn we ook weer echt in een andere tijd. Hier zijn, met buitenlandse hulp. de wegen verbeterd, hier zijn grote hotels, een internationaal ziekenhuis en een hotelschool.
In allerlei kleine dorpjes hadden we onderweg al een ‘health center’ gezien met Unicef-logo, maar hier in Siem Raep zijn nog veel meer hulporganisaties actief; we herkennen verschillende namen van organisaties waarvoor ook in Nederland wel gecollecteerd wordt. En we snappen ook wel dat hier hulp nodig is. Al is het natuurlijk niet goed als een land zo afhankelijk wordt van anderen. We mopperen wel een beetje omdat alles hier duurder is dan in Thailand, maar Cambodja heeft zo wel een goede inkomstenbron aan alle toeristen die naar Siem Raep komen om Angkor Wat te bezoeken. De munteenheid van Cambodja is de riel, maar in de praktijk wordt er ook veel in dollars gerekend. En je kunt meestal ook met Thaise baht betalen. Veel winkeltjes en restaurantjes gebruiken een simpele koers: 1 USD = 4000 riel, 1 Thaise baht = 100 riel. Muntjes zijn er niet, voor bedragen in hele dollars gebruik je dollarbiljetten, en bijvoorbeeld een halve dollar betaal je met twee briefjes van 1000 riel.
Hiep hiep hoera, Anneke is jarig vandaag!
Na het ontbijt gaan Wim en Anneke eerst samen op stap om te proberen onze vlucht te wijzigen: we hebben vliegtickets vanaf Phnom Penh, maar willen liever vanaf hier vertrekken. Ze rijden naar het Silk Air-kantoor op het vliegveld, maar helaas tevergeefs: het is echt hoogseizoen, en alle vluchten vanaf Siem Raep zijn volgeboekt (of eigenlijk overboekt). Jammer, want dan moeten we nog zien hoe we volgende week in Phnom Penh komen.
Litty en Johan maken ondertussen wat schoolwerk, en Litty tekent op de computer een mooie felicitatie. Johan heeft ook een cadeautje bedacht: zijn knuffels mogen één voor één een nachtje bij Anneke in bed slapen.
Aan het eind van de ochtend rijden we naar de ruïnes van Angkor Wat. Bij een restaurantje stoppen we voor een verjaardagslunch: toast met omelet, of pannenkoekje met honing. Als drinken kiest Wim een verse kokosnoot, en Johan ‘sugar cane juice’ die vers geperst wordt uit een suikerrietstengel.
Hier lopen ook allerlei kinderen rond die iets verkopen. Anneke praat een tijdje met Rin, een meisje van 9: "Hello! You buy bracelets? You buy postcards? Ten for 1 dollar. Where are you from? Holland? Capital is Amsterdam. [Ze kent ook andere Europese hoofdsteden, en spreekt erg goed Engels.] You buy? No? You buy when you come back? Maybe? I hope yes! Don’t remember me, remember my bracelets. You buy tomorrow? Not in the morning, then I go to school. After school I am here to sell. You buy? I hope yes!" En zo lopen er nog tientallen kinderen rond.
De ruïnes van Angkor Wat bestaan eigenlijk uit een enorm groot stuk land van zeker 40 bij 30 kilomerter. Hierop liggen op verschillende punten concentraties van ruïnes. Vandaag bezoeken we de resten van de centrale wat (= tempel) van Angkor (oude hoofdstad van het Khmer-rijk). Deze ruïnes zijn het beroemdst, ze vormen het logo op de Cambodjaanse vlag maar bijvoorbeeld ook van Angkor bier, Angkor water en Angkor lucifers.
Johan vindt het heel indrukwekkend, maar merkt wel op dat het niet iets is om met een kinderfeestje naar toe te gaan. Even later denkt Anneke daar anders over: de beklimming van de hoogste stupa lijkt wel een klimwand, zo steil is de ‘trap’! Hoewel, toch maar niet: zo zonder veiligheidsmaatregelen zouden we hier niet graag verantwoordelijk zijn voor een stel kinderen. Aan één kant is er wel een leuning, als wij aankomen is het daar redelijk rustig en kunnen we langs de leuning naar boven. Maar dan komt de ene groep na de andere naar boven – er ontstaat een lange rij bij de leuning. We gaan dus toch maar langs een andere zijkant omlaag, zonder leuning. Op zich gaat het goed, maar als Wim op een smal richeltje stopt om een foto te maken, vindt Johan het wel een eng gezicht.
Bovenop de ruïnes was vooral het uitzicht mooi, een niveau lager zijn er ook muren vol basreliëfs. We kijken nog wat rond bij info over restauratieprojecten (ook dit gebeurt met buitenlandse steun), drinken veel en fietsen dan terug naar Siem Raep. Langs de weg staan veel politieagenten, we hadden ergens gelezen dat een kwart van de Cambodjaanse politie in deze regio werkt om het hier toerist-veilig te houden.
Bij het avondeten kiezen Wim en Johan een gerecht met Cambodjaanse kaassaus – helaas blijkt het een soort pesto, en niet de kaas die Johan gehoopt had.
Daarna gaan Anneke en Litty samen naar een massage (zie het verslag van Litty).
Wim en Johan gaan liever samen een ijsje eten: ze lopen alle straten drie keer door om het lekkerste/goedkoopste ijsje te vinden, krijgen daarbij minstens 100 keer een tuktuk aangeboden, waarvan enkele tot drie keer toe. Zelfs als ze eindelijk op een bankje van hun ijs zitten te genieten, wil een tuktuk-chauffeur hen nog meenemen!
In het centrale deel van Angkor Wat zijn twee routes uitgezet, de zogenaamde grand tour en een mini tour. Vandaag rijden we de mini-tour. Vanaf ons guesthouse eerst zo’n 10 km fietsen tot de eerste ruïnes die we vandaag bezoeken, en daarna is er om de paar km steeds iets te zien. De fiets is wel een makkelijk vervoermiddel hier, maar toch wordt er weinig gefietst. De meeste individuele bezoekers laten zich rondrijden met een tuktuk. Op zich snappen we wel dat hier minder gefietst wordt dan in bijvoorbeeld Sukhothai, want vanaf de guesthouses in Siem Raep moet je zeker de eerste kilometer door het drukke stadsverkeer, en dat is geen pretje: van alle kanten schiet het verkeer om je heen. Bussen, pickup-trucks, brommertjes, tuktuks, handkarren, alles beweegt links/rechts/schuin over straat. Op het ruïneterrein zelf kun je wel redelijk ontspannen fietsen, zeker als je uit de drukte bent van Angkor Wat.
We stoppen vandaag bij Kravan, een complex met vijf torens waarvan twee binnenin nog mooi reliëf hebben. Daarna bij de aanlegsteiger van Srak Srang, bij een groot waterreservoir. Daarbij ligt ook Banteay Kdei, een complex met veel gangetjes en (ingestorte) doorgangen. Hier kunnen Litty en Johan heerlijk ronddwalen en hun eigen ‘geheime’ plekjes ontdekken.
Als laatste vandaag komen we bij Ta Prohm, een complex dat volgens de reisgidsen er min of meer nog net zo uit ziet als toen het door archeologen ontdekt werd: omgevallen stenen, en overal groeien bomen. Natuurlijk is er wel degelijk geprobeerd om de bomen zodanig in te dammen dat er geen verder verval optreed. Schitterende fotogenieke plaatsjes levert dat op, boomwortels en tentakels van wurgvijgen langs de muren, in de muren, op de muren. Natuur en cultuur zijn hier letterlijk met elkaar verweven. De een kan niet zonder de ander. De bomen slopen de muren door ze uit elkaar te drukken maar de wortels verlenen ook steun. Eigenlijk vinden we het hier nog veel mooier dan gisteren in Angkor Wat!