Familie Helder op Reis: Jaartjeweg 2006 - 2007
Angkor Wat is echt heel bijzonder. Vijf dagen zijn we er geweest, en nog hebben we lang niet alles gezien. Een pickup-truck bracht ons naar de hoofdstad Phnom Penh, en vandaar vlogen we naar Singapore. Dit is een land vol westerse luxe en consumptie-vermaak, een wereld van verschil met Cambodja! In Singapore begint het vierde (en laatste) deel van onze reis door Zuidoost-Azië.
Vandaag geen rondrit, maar een ritje heen en weer naar Angkor Thom. Ook dit is een hoofdstad geweest van het Khmer-rijk, eeuwen later dan Angkor Wat. Over een lange brug rijd je naar een poort in de stadsmuur, een geweldig gezicht want op de poort staat een groot hoofd met vier gezichten. Het grootste deel van de stad bestaat nu uit een parkachtig bos, alleen enkele tempels en paleizen zijn (als ruïne weliswaar) bewaard gebleven. Het centrale deel is helemaal geweldig, een tempelcomplex met overal gebeeldhouwde koppen die aan vier kanten een gezicht hebben, net als op de stadspoort.
Op de muren van het tempelcomplex zijn weer allerlei reliëfs, onder andere van een hanengevecht – dat deden ze dus vroeger ook al. Je moet wel flink wat klimmen en klauteren om alles te zien, en sommige delen zijn in de felle zon – die bekijken we héél snel.
We hebben de eigenaar van ons guesthouse gevraagd een pickup-truck te regelen voor vervoer naar Phnom Penh, maar dat lijkt maar niet te lukken. Dus gaan Wim en Anneke zelf wat reisbureautjes langs. Litty en Johan blijven op de kamer om wat schoolwerk te doen.
Aan het eind van de ochtend gaan we samen op stap. Als aanvulling op de ruïnes van Angkor Wat is hier ook een museum over veel recentere geschiedenis van Cambodja, namelijk over landmijnen. Het blijkt in een achterafstraatje, een weg die min of meer verhard is door al het vuil dat er ligt. Het museum is ook geen gebouw, maar een stel afdakjes met allerlei foto’s en verhalen, en vooral heel veel landmijnen en andere projectielen. Het is een particulier initiatief van iemand die als kind gedwongen was te helpen met het leggen van landmijnen, en die nu overal voorlichting geeft over het gevaar van landmijnen, en anderen leert om landmijnen veilig te verwijderen. We krijgen uitleg van een jongen die zelf als 10-jarige een been is kwijtgeraakt toen zijn broer en zus, die vlak voor hem liepen, in het bos op een mijn stapten. Op het terrein liggen en hangen ook her en der mijnen – je ziet ze nauwelijks, dus je merkt hoe gevaarlijk het is om door een mijn-gebied te lopen. Het is wel heel aangrijpend allemaal. We kopen een boekje met verhalen van kinderen die slachtoffer zijn van een landmijn of onontplofte granaat, en die nu hulp krijgen in het landmijnenmuseum. Vaak kinderen uit een arm gezin in een achterafgelegen dorpje, dat zijn immers degenen die rondtrekken met een kudde koeien, die hout en voedsel zoeken in het bos, of die langs de slootkant lopen om te vissen. Zie ook het stukje van Johan over landmijnen.
Diep onder de indruk gaan we verder, gewoon weer als gezonde toerist naar Angkor Wat. De kinderen vragen nog wel een paar keer hoe je nu zéker weet dat ergens geen mijnen meer liggen, je kunt toch niet elk takje en elk kuiltje onderzoeken, maar we vertrouwen er maar op dat het gebied rond Angkor Wat helemaal ‘schoon’ is.
We rijden weer richting Angkor Thom en beklimmen eerst de heuvel (met tempel bovenop) vlak voor de stadsmuren. De oors[pronkelijke steile trap is verboden terrein maar het schaduwrijke pad naar boven trekt ons sowieso meer. Bovenop heb je onder meer uitzicht op Angkor Wat.Na de heuvel rijden we naar enkele zogenaamde terrassen. Zo’n terras is een stenen verhoging met reliëf, een lange rij olifanten of danseressen. Vooral bij de terrassen van de koning die lepra had zijn de reliefs goed bewaard gebleven.
Als we terugfietsen langs Angkor Wat, worden Litty en Johan weer enthousiast begroet door de verkopende kinderen: “I remember you!”
’s Avonds komt iemand langs met een toer-busje, om te proberen of onze fietsen daar in passen. Zelf een pickup-truck regelen was ons ’s morgens niet gelukt. Het is hier gebruikelijk dat je gewoon met spullen en al (fietsen zijn geen probleem) opstapt in een truck die al volgeladen is met spullen en mensen. Maar wij willen liever privé-vervoer. Dat kan dus misschien met een busje, mits dat voldoende bagageruimte biedt. Bij dit busje kunnen de stoelleuningen niet neergeklapt, en dan past het dus niet… Tot onze grote verrassing kwam de eigenaar van het guesthouse ons precies nu vertellen dat het hem eindelijk wél gelukt was om een chauffeur te vinden die ons woensdag naar Phnom Penh wil brengen – joepie, zo komt het toch goed.
Onze laatste dag in Angkor Wat; vandaag willen we de zogenaamde ‘Grand tour’ rijden. Je fietst dan een groot stuk tussen de rijstvelden – als het niet zo’n mooie asfaltweg was, zou je bijna denken dat je gewoon op het platteland rijdt. Er zijn ook gewoon dorpjes op het terrein, allerlei eet- en drinkstalletjes langs de weg en we zien zelfs een paar scholen. Elektriciteit is er niet, of lijkt niet betrouwbaar te zijn - we zien in elk geval veel generatoren, en stalletjes waar je een accu kunt laten opladen – zo hebben de mensen hier toch stroom.
Het eerste stukje van deze route hebben we de eerste dag al gereden; hier rijden we nu de ruïnes gewoon voorbij. Later is er wel weer elke 2 of 3 kilometer iets te bekijken – zo rijden we eigenlijk ongemerkt de grote rondrit, en eindigen dan weer bij Angkor Thom en Angkor Wat.
Als afsluiting van de dagen bij Angkor Wat gaan we nog iets super-toeristisch doen, namelijk een stukje omhoog in een luchtballon om het complex vanuit de lucht te bekijken. Een beetje nep, want de ballon blijft vast aan een kabel, maar toch wel heel leuk. De ballon stijgt tot 180 meter, en dan hebben we schitterend uitzicht over Angkor Wat en enkele andere tempels. Ook het waterreservoir ten westen van Angkor Wat kunnen we goed zien. Het duurt 10 minuten, dan dalen we weer naar de grond.
Het schemert al als we de straten van Siem Raep weer binnenrijden.
In alle reisgidsen wordt nog aangeraden om over het water naar Phnom Penh te gaan, maar sinds kort is de weg verbeterd en nu wordt voornamelijk met bussen, busjes en trucks gereisd. Het is ruim 300 kilometer, ondanks de sterk verbeterde weg wordt daarvoor toch nog 6 uur reistijd gerekend – zo ‘snel’ kan het met de boot ook maar die vertrekt om 7 uur ’s morgens en dan moet je wel eerst zien bij de aanlegsteiger te komen, zo’n 11 km buiten de stad. We zijn dus vroeg opgestaan, om 8 uur zou de pickup-truck komen en de eigenaar van ons guesthouse loopt al zenuwachtig heen en weer om te kijken waar de auto blijft. Hij belt een paar keer, en komt ons dan steeds melden dat de truck er echt aankomt. We zijn blij dat we verder geen haast hebben vandaag. Tegen half 9 is de truck er dan toch, met drie man worden alle spullen ingeladen en vastgebonden en dan kunnen we vertrekken. Wij zitten met opgetrokken knieën binnenin: Wim naast de chauffeur en Anneke met de kinderen op een bankje daarachter. Er blijkt toch nog ‘een hulpje’ mee te rijden bovenop onze spullen, maar Wim maakt goed duidelijk dat we hebben afgesproken dat er onderweg niet nóg meer passagiers worden opgepikt. Jammer voor de chauffeur, want die probeert natuurlijk het liefst om nog wat extra geld te verdienen met dit ritje. Over onverharde wegen rijden we de stad uit, dan komen we op een weg met min of meer asfalt – is dit nu die sterk verbeterde weg? Maar na een paar kilometer wordt het asfalt beter – en dat blijft grotendeels ook zo tot Phnom Penh. Al snel stoppen we bij een benzinestation, en tot onze verbazing vlak daarna alweer, nu op de binnenplaats bij een restaurantje. De chauffeur zet de motorkap open (is de motor nu al oververhit?), en gaat zelf ontbijten. Wij hebben geen behoefte aan rijst, en halen zelf wat water en koekjes uit de rugzak. Overleg met de chauffeur gaat erg moeizaam, omdat wij geen Khmer spreken en hij waarschijnlijk alleen Khmer. We zijn dus wel erg blij dat dit door ons guesthouse geregeld is.
De rest van de dag rijden we soms door dorpjes, soms door grote stukken dunbevolkt landbouwgebied. Elke keer als we een brommertje inhalen, wordt er getoeterd – de chauffeur zit gewoon met zijn ene hand voortdurend bij de claxon, klaar om te toeteren. Vooral in en rond de dorpjes is het best gevaarlijk, want daar is veel verkeer, brommertjes vol vracht, fietsende schoolkinderen, koeien die doodleuk de weg oversteken – ja, ja dit is highway 6 van Cambodja! Litty ziet ook wel goed dat onze chauffeur het extra moeilijk heeft, want zoals zoveel auto’s in Cambodja is ook dit een geïmporteerde auto die bedoeld is voor linksrijdend verkeer; de chauffeur zit rechts maar heeft dan dus in een rechtsrijdend land als Cambodja erg weinig zicht op (inhalende) tegenliggers. Fietsen in Cambodja is gevaarlijk, maar autorijden is ook niet zonder risico!
We stoppen omdat de chauffeur een bekende tegenkomt die in de andere richting rijdt. Dan zien we nog eens goed hoe vol een pickup "hoort" te zijn. Daarna stoppen we nog een keer voor middagpauze, bij een soort restaurantje langs de weg, in een straatje waar veel fruit verkocht wordt. De auto staat nog niet stil, of we hebben al een paar verkoopsters om ons heen met zakjes geschild fruit. Even rustig rondkijken is er niet bij. Dan gaan we toch maar het gebouw binnen waar we gestopt zijn – laten we het maar als busstation beschouwen en niet als restaurantje, dan mogen wij er vast ook gewoon even zitten en naar de wc. Je kunt er ook drankjes en eten bestellen, maar wij hebben zelf melk en water, en brood met kaas – dat smaakt ons veel beter. We kunnen er inderdaad redelijk rustig zitten, de fruitverkoopsters blijven eerst nog wel om ons heen staan, maar zodra er een volgende auto stopt rennen ze allemaal daar naar toe, misschien willen die passagiers wel iets kopen. Het is er wel ongelooflijk smerig, op de grond liggen uitgedroogde rijstkorrels en afgekloven botjes; dat er nu niemand op het idee komt af en toe de vloer te vegen! Achterin de zaak zijn ook nog kinderen aan het spelen, die rennen hier gewoon rond op hun blote voeten. Het toilet is gelukkig wel (min of meer) schoon. Deze stop voegt wel weer een extra ervaring toe aan ons Cambodja-avontuur!
Nog zo’n 100 kilometer, en dan rijden we Phnom Penh binnen. Een echte stad, met straten, pleinen en huizen. Ook veel verkeer natuurlijk. Via een brug over de Mekong rijden we de stad binnen. De Mekong-rivier hadden we al eerder gezien als grens tussen Thailand en Laos (begin van het Familieavontuur) en bij Luang Prabang. Het is een van de langste rivieren ter wereld, die begint in Tibet en zo’n 4900 kilometer verder in Vietnam uitmondt in de Chinese Zee.
Via internet hadden we een hotel uitgekozen, daar worden we afgezet. We zijn erg blij dat we veilig en wel zijn aangekomen.
Een dagje in de hoofdstad van Cambodja, om ook nog iets te zien van het koloniale verleden van het land. De stad is een mengelmoes van, drukke straten die bijna snelwegen zijn, maar ook onverharde zijstraten. Keurige auto’s met nummerbord, maar ook brommertjes en volbeladen trucks. We lopen richting rivier, en zien verschillende monniken nog bezig met hun bedelronde. In Thailand en Laos moet je vroeg op om dat te zien, maar hier lopen de monniken tot een uur of 10 ’s morgens nog de straten langs. Bij elk winkeltje blijven ze op straat staan wachten tot ze worden opgemerkt – vaak krijgen ze dan wat eten of ook wel wat geld. We zien ook monniken die lopen te roken, het boeddhisme in Cambodja is toch weer anders dan in Thailand.
Zo oostelijk als hier zijn we nog nooit geweest, zegt Wim. Litty vraagt in welke richting we nu lopen (naar het oosten), en loopt dan snel een paar stappen voor ons uit: “ik ben lekker oostelijker geweest dan jullie!” Leuk bedacht, maar dat gaat niet op: gisteren zijn we met een boogje over de Mekong-brug vanuit het noordoosten de stad binnengereden, dat was voor ons allemaal het oostelijkste punt ooit.
We komen lopen naar een grote markthal, met in het midden een hoge ronde koepel, ongetwijfelde een Frans ontwerp– het lijkt wel de Galerie Lafayette in Parijs. In deze hal kopen we nog wat Cambodjaanse spulletjes zoals een "echt" Casio horloge voor 3 dollar.
Phnom Penh heeft ook een nationaal museum, best een aardige verzameling kunst uit Angkor Wat en andere vindplaatsen, ook wat prehistorische bijlen en wat aardewerk. Een overzichtskaart toont hoe groot het Khmer-rijk geweest is; veel verder naar het noorden, en ook een groot deel van wat nu Thailand is. Je zou verwachten dat er méér kunst bewaard gebleven moet zijn dan hier getoond wordt; zou de rest verkocht zijn en naar het buitenland gebracht?
We zitten nog even aan de rivier, waar de Mekong samenstroomt met de Tonlé Sap die vanaf Siem Raep stroomt. Dan gaan we met een Cambodjaanse tuktuk terug naar ons hotel. Zulke karretjes zagen we in Siem Raep ook, het zijn een soort aanhangers, die achter een brommertje bevestigd worden (de constructie lijkt wel op die van onze Burley-aanhangfiets).
We eten in hetzelfde restaurant van gisteren, vlakbij ons hotel. Nu is het er superdruk: het is vrouwendag vandaag, en het lijkt wel of alle vrouwen van Phnom Penh zijn uitgenodigd om hier te komen eten!
Vandaag weer vroeg op, want om 10.35 uur vertrekt ons vliegtuig. Veel spullen hebben we gisteravond al ingepakt, maar het moet anders want het regent!!! Niet zomaar wat druppen, maar echte regen. Het is pas half 6 en het schemert nog; hopelijk wordt het droog als het licht wordt. Eerst maar ontbijten, dat kan hier al vanaf 5 uur en er zijn zowaar nog meer vroege gasten. Helaas regent het daarna nog steeds, maar we kunnen niet langer wachten. Tegen zevenen rijden we weg, de ochtendspits is dan in volle gang, we zien veel brommertjes met schoolkinderen. Zo met de regen is het extra lastig fietsen, door de plassen kun je de kuilen niet zien, door zand en modder is de weg soms glad en je kunt natuurlijk niet zo goed remmen. We proberen zoveel mogelijk rechts te rijden, maar ook daar moet je opletten want er zijn veel spookrijders.
De weg naar het vliegveld is een overdrukke weg de stad uit, gelukkig niet al te ver. Opeens zien we de ingang van het vliegveld links van de weg – vrijwel alle verkeer raast hier gewoon rechtdoor, verder de stad uit, er is geen stoplicht of oversteek, wat een merkwaardige toegang voor een internationaal vliegveld!
Om 10 voor 8 zijn we in de vertrekhal. Droge kleren aan, en dan gaan alle (natte!) tassen in plunjebalen en de fietsen weer in onze bike bags. Door de regen hebben we wat extra werk, maar we hebben inmiddels ervaring, en na een uur zijn we klaar om in te checken. De ruimbagage weegt slechts 65 kilo, maar de fietsen tellen mee voor het gewicht en dan komen we eigenlijk wel boven de toegestane 30 kilo bagage uit per persoon…. Wim helpt een beetje met het wegen van de fietsen (voetje eronder als ze op de weegschaal staan), en dan mogen we toch weer mee zonder overgewicht te betalen. Ook de controle van de (veel te zware) handbagage gaat weer zonder problemen.
We hebben een goede vlucht, Litty en Johan krijgen zowaar allebei nog een kaartspelletje, we eten wat en kijken naar een filmpje, en dan gaan we alweer landen. Johan zit bij het raam en heeft mooi zicht op Singapore.
In Singapore is het een uur later dan in Cambodja; we landen lokale tijd om kwart over een.
Fietsen weer in elkaar zetten, bagage opladen, en rijden maar! Vrijwel vanzelf rijden we hier weer links. Maar wát een verschil met Cambodja! De auto’s hebben nummerborden, er zijn nauwelijks brommertjes, mensen zitten ín een bus in plaats van er bovenop, verkeer rijdt op de eigen rijbaan en staat stil bij een rood stoplicht. De (enige) uitgang van het vliegveld is aan de zuidkant, en wij moeten aan de noordkant zijn, dus rijden we een eind om de landingsbanen. Geen toeristische route, zou je denken, maar ook hier is de berm prachtig onderhouden met schoon gras, palmen en bloeiende planten. Bij Changi Village komen we aan het strand. We willen wel wat drinken maar we hebben nog geen Singaporees geld en zijn nu al 20 km lang geen geldautomaat tegengekomen. Er volgt nog een druk stukje, en dan komen we bij het bungalowpark van Downtown East. Hier waren we bijna vier jaar geleden ook. Een bungalowpark met winkeltjes en restaurants, waar veel Singaporezen in het weekend naar toe gaan. Er zijn twee gedeelten, elk met eigen zwembad en er is ook nog een pretpark en een waterpretpark. Als we de sleutel hebben gaat Wim eerst geld halen en koud drinken kopen.
We gaan een beetje zitten bijkomen op ons terras. Als we een jongen zien spelen, zittend op zijn skateboard, moeten we nog wel terugdenken aan een soortgelijk beeld dat we in Cambodja zagen: maar daar was het een landmijnslachtoffer met één been, die de plank als een soort rolstoel gebruikte…
We hebben een vierpersoonskamer – tenminste, zo hebben wij ons huisje met vier bedden opgevat. Bij de buren zien we dat je er best met veel meer mensen in kunt slapen. Het is nu extra druk, omdat het in Singapore schoolvakantie blijkt te zijn. Veel families vieren hier een (verjaars-)feestje met barbecue, er komt bezoek langs, maar het wordt nergens te luidruchtig, het is gewoon erg gezellig, eigenlijk net als we ons herinneren van ons vorige bezoek.
Uitslapen, rustig ontbijten, en dan op verkenning. Bij de bungalows is een overdekt deel met allerlei kleine winkeltjes (met snoep, zwemkleding, tijdschriften, zonnebrand enz), en de gasten die hier komen hebben allemaal geld genoeg om daar van te genieten – wat een rijkdom hier weer allemaal. We lopen ook even naar het grote winkelcentrum bij het metrostation, ook daar een grote hoeveelheid (luxe) winkels – dit is Singapore!
Het blijft ongelofelijk knap hoe dit landje zonder natuurlijke hulpbronnen tot een van de welvarendste landen van Azië is geworden. Hard werken en discipline staan aan de basis van dit succes. Maar het is meer, de mensen stralen ook uit dat ze trots zijn op wat ze (bereikt) hebben en geven het geld graag uit. Dit land zal niet in een economische crisis komen door onderbesteding zoals bijvoorbeeld Japan. Singapore heeft met z'n vele culturele invloeden ook een eigen eetcultuur ontwikkeld. Dat lijdt soms tot in onze ogen vreemde combinaties van gerechten zoals een tosti met ijs.