Familie Helder op Reis: Jaartjeweg 2006 - 2007
Een weekje in de jungle! Vanuit Phang Nga fietsten we door het tropisch regenwoud naar een Nationaal Park in het binnenland. Aan het eind van de week zijn we weer aan de kust, aan de westzijde van Thailand. De ene dag laten we ons verwennen op een ‘toeristenplek’, de andere dag lopen we ongestoord tussen de lokale bevolking over een avondmarkt. Het woord ‘toeristenplek’ is Litty’s benaming voor een plek waar veel voorzieningen zijn voor (westerse) toeristen, waaronder met name ook westers eten, dat wil zeggen iets anders dan rijst of noedels. We zijn deze week veel in de natuur, en we zien heel wat meer jungle-dieren dan ons lief is (bloedzuigers…), maar gelukkig ook enkele ‘spannende’ dieren.
Al om half 9 fietsen we weg uit het hotel; we hebben vandaag een lange tocht voor de boeg. De winkels direct tegenover ons hotel zijn gesloten, daar hadden we eigenlijk met onze inkopen geen rekening mee gehouden – maar even verderop blijkt al dat allerlei kleine winkeltjes en stalletjes ook op zondag gewoon open zijn.
Het is een schitterende tocht vandaag, over rustige asfaltwegen door het oerwoud (zie informatiestukje over het regenwoud), met eigenlijk steeds ook weer een huisje, hutje of winkeltje. Langs de weg worden bezems verkocht (we zien ook vrouw bezig een bezem te maken), bij een huisje met veel kippenmanden zien we een hanengevecht, een vrouw loopt met reuze bananenbladeren langs de weg, en steeds weer worden we enthousiast begroet. Van Johan hoeft dat niet zo, maar Litty geniet er van, vooral van de kindjes, en zwaait vriendelijk terug.
Het is niet al te steil en we schieten lekker op. Na 25 km pas een eerste echte pauze, daarna een zware klim. Je weet hier altijd precies wanneer je op de top bent, daar staan de geestenhuisjes. We houden middagpauze in Kapong en dan na 70 km de afslag naar het Nationaal Park van Khao Sok. Om daar te komen moeten we eerst nog een steile berg over, we klimmen (fietsend maar ook veel lopend) tot 290 meter hoog. Op de top ziet Anneke een aap – we zijn nu echt in de jungle! Nog 6 km afdalen, dan zijn we bij het Nationaal Park. Hier veel (westerse) toeristen, rond de ingang van het park is een dorpje ontstaan van restaurantjes, Thai-massage, internetcafé, reisbureautje, winkeltjes en bungalows. Er zijn boomhutten boven in een boom; wij komen in een familiebungalow op palen, midden tussen allerlei tropische (palm)bomen. Ook in het restaurant merk je dat dit veel toeristischer is dan Phang Nga: er is een menukaart, en je kunt niet alleen dingen als ‘fried rice’ of ‘yellow noodles’ bestellen, maar ook macaroni en patatjes. Er staan ook toetjes op de menukaart, met leuke namen zoals ‘banana flitter’, dat lijkt ons wel lekker. Even later komt de man van het restaurant ons vragen hoe hij dat in goed Engels moet noemen – hij wil graag beter Engels leren. Maar ja, wij weten niet wat het is, we hebben het alleen vanwege de naam gekozen, dus hoe dat in het Engels heet…? Uiteindelijk blijken het erg lekkere bananenbeignets, niet vet en met heerlijke honing.
Sokken aan (als bescherming tegen allerlei ongedierte) en wandelstokken mee, zo gaan we op pad. Onze bungalow grenst direct aan het Nationaal Park, een oeroud stuk tropisch regenwoud, nog ouder dan het Amazonegebied. Er is een klein bezoekerscentrum met info over dieren (onder andere soort aapje dat we ook zagen in dierenpark bij Phang Nga) en planten (onder andere de grootste bloemsoort ter wereld, de rafflesia), over de vele watervallen en wandelroutes die je kunt lopen. Wij lopen een pad langs verschillende watervallen, de verste is 7 km weg maar zover komen we niet – het eerste deel is normaal wandelpad, maar daarna begint een jungle-trail, klimmen en klauteren door het oerwoud, vreselijk mooi maar het schiet natuurlijk niet op. We stoppen onderweg ook drie keer op een plekje om lekker te zwemmen in de rivier. De hele dag komen we misschien 10 andere wandelaars tegen, plus minstens zoveel bewakers. Verder horen we vooral de rivier, veel vogels en allerlei geritsel. Er is veel bamboe, reuzebomen met plankwortels, vreemd gedraaide lianen, termietenheuvels en allerlei kleine paddestoeltjes. Ook zien we veel vlinders, een kameleon, en waarschijnlijk een zwart zwijntje. Pas als het donker wordt, gaan we het park weer uit; een schitterende dag.
Deze tweede dag willen we een ander pad volgen, dat gaat eerst over veel betonnen loopbruggen door bamboebos maar wordt al gauw een erg spannend junglepad. Het pad is begroeid, en lijkt nauwelijks bewandeld te worden. “Zoals gisteren de moeilijkste stukken waren, zijn hier de makkelijkste stukken”, vindt Litty. Het is vreselijk mooi, maar er zijn ook erg veel bloedzuigers – als Wim eens goed kijkt heeft hij er minstens zes in elke sandaal! Dat vinden we te gek worden, dus we besluiten terug te gaan. Bloedzuigers zijn maar kleine beestjes, en ze bewegen zich heel grappig voort, maar als ze op je huid zitten, zuigen ze zich vol met bloed – ze laten een wondje achter dat nog lang blijft jeuken, zegt de reisgids maar dat valt gelukkig mee.
We gaan wel nog over een mooie hangbrug naar een boomkruinenpad, en zijn dan aan het begin van de middag terug bij onze bungalows. Daar informeren we naar het “tuben”: op een grote auto-binnenband de rivier afzakken. Na een half uurtje kunnen we vertrekken – eerst nog even wat eten en zwemkleding aan. Er gaat een gids met ons mee. Samen met 5 grote banden zitten we achter in een open truck. Na een paar honderd meter worden we al afgezet, bij een brug over de Sok-rivier. Band in het water, er op/in gaan zitten, en dobberen maar. Er is meteen al een kleine stroomversnelling, de gids doet voor hoe je moet zitten om te zorgen dat je billen niet steeds op de stenen botsen. Het is geweldig, veel leuker dan verwacht, je kunt met je handen wel een beetje peddelen maar vooral moet je je maar lekker laten gaan. De rivier is spannend, met vele bochten en stroomversnellinkjes. En dat midden door de jungle, schitterend! We ruiken vleermuizen, horen apen en zien een python en nog een andere slang, een grote kikker en twee grote neushoornvogels! We stoppen ook nog even bij een soort grot waar je als Tarzan aan een touw kunt slingeren. Wim kan het erg goed, die slingert een keer heen en weer en plonst dan midden in de rivier; de anderen komen veel minder ver maar hebben ook veel lol. Het zou een uur duren, maar wij zijn ruim 2,5 uur onderweg. Tuben, dat woord moeten we onthouden want het was super leuk!
Als we ’s morgens zitten te ontbijten op het terras van onze bungalow, zien we een grijsgestreepte eekhoorn in een palmboom, hij springt een tijdje vlak voor onze ogen heen en weer over de takken, een leuk gezicht!
’s Nachts heeft het flink geregend, er staan nog grote plassen op het land – het is maar goed dat onze route niet over onverharde wegen gaat. Om weg te komen uit het Nationaal Park moeten we ruim 20 km terugfietsen, weer de berg over van 290 meter, maar vanaf deze kant is de weg gelukkig veel minder steil. Bij een waterval stoppen we even voor wat drinken. We komen ook andere Nederlandse fietsers tegen, die rijden de route in omgekeerde richting. We zien een olifant op de weg (met berijder, waarschijnlijk op weg naar een ‘elephant farm’), een overstekende koe, en een roofvogel die zo laag overvliegt dat allerlei koereigers van schrik opvliegen.
Onderweg ook veel palmolie-plantages, we zien open trucks volbeladen met palmolienoten.
Op de heenweg naar Khao Sok hadden we in Kapong al Chinese tempeltjes gezien bij de huizen, en nu komen we echt in een gebied met meer Chinese cultuur.
We eindigen in Takua Pa, waar we na het eten genieten van de avondmarkt tegenover ons hotel. Hier geen “Hello mister, T-shirt, good price for you”, zoals op Phuket – we kunnen heerlijk ongestoord rondkijken en in alle rust iets uitkiezen.
Dankzij een tip in ons fietsboekje vinden we hier een echte bakker, waar Wim voor het ontbijt écht brood haalt, geen volkoren weliswaar maar toch veel lekkerder dan het toastbrood dat we hier anders eten.
We volgen de hele dag de A2, dat klinkt als een snelweg maar is hier een rustige asfaltweg, waar af en toe ook koeien gewoon op de weg lopen.
Het is (weer) erg warm vandaag, Johan heeft er duidelijk ook last van en raakt op een gegeven moment met zijn wiel van de weg – hij valt op het asfalt en dat levert behalve de schrik ook een schaafwond op. Even pauzeren, rondkijken bij een Chinese tempel, en even later een extra drink-pauze. Bij elk stalletje is het maar afwachten wat er in de koeling zit, hier hebben ze geen koelkast maar een koelbox met ijs, die alleen bekertjes sinasappelsap bevat. Er staat een plaatje op van een halve sinasappel waar twee grote mieren op lopen, zou dat betekenen dat het mierzoet is? Maar nee, er zit zout in! Goed voor de vochtbalans, denkt Wim, maar we moeten wel wennen aan de smaak…
Aan het eind van de middag begint het te regenen, we schuilen even en rijden dan het laatste stukje naar een luxe resort, met mooie bungalows rond een grote vijver. Alles is opgebouwd en ingericht in traditionele Thaise stijl. Vanaf de receptie wordt onze bagage met een brommertje met zijspan naar de bungalow gebracht. Een mooie bungalow met matrassen op de vloer, een bovenverdieping voor Litty en Johan, en een douche die lijkt op een soort waterval. Wim gaat ook nog even zwemmen; Litty en Johan lopen mee om foto’s te maken maar Johan loopt over een randje en valt dan ‘per ongeluk’ ook in het water.
Als we na het avondeten teruglopen naar onze bungalows, blijven Litty en Johan wat achter: ze genieten van een vuurvliegje tussen de struiken.
’s Morgens zitten we aan een grote tafel onder een afdakje bij de vijver, om schoolwerk te maken. Een mevrouw van de bungalows nodigt ons uit te kijken hoe ze een schildpadje vrijlaat in de natuur. Het schildpadje werd op de markt verkocht om soep van te maken, maar dat wil ze niet – ze heeft op het schild geschreven “niet opeten” en brengt het beest zo terug in de natuur.
’s Middags gaat Wim weer even zwemmen en een stukje lopen, de anderen blijven bij de bungalow. Johan zou een informatiestukje schrijven over rubber, maar hij is na twee zinnen klaar. Zo is het niet leuk om te lezen, vindt Anneke, er moeten meer bla-bla-zinnen bij. Ook goed, vindt Johan, dan maakt hij toch een bla-bla-stukje. Echt een hele pagina vol met blablablabla... Later komt er toch een langer rubber-verhaal.
Vandaag weer een lange fietsetappe, de wekker staat op 6 uur, zodat we rustig kunnen ontbijten en toch om kwart voor 8 al vertrekken.
Weer een schitterende route, zoals eigenlijk steeds deze week. Aan bordjes van tsunami-evacuatieroute merken dat we weer vlak bij de kust zijn. Dit is de westkust van Thailand, de kust van Andaman, gebied dat (net als Phuket) sterk getroffen is door de tsunami. We rijden ook langs wat dorpjes die met internationale hulp zijn opgebouwd als vervangende woningen.
Bij vrijwel elk dorpje is een moskee; dit is duidelijk moslimgebied. De meeste moskeeën zijn makkelijk te herkennen aan een uivormige koepel en ramen in arabische boogvorm. Soms zijn ze erg eenvoudig zoals deze op de foto. De watertoren doet hier dienst als minaret.
’s Middags rijden we langs een grotere plaats (Kapoe); daar loopt zomaar een aap op de elektriciteitsleiding (een withandgibbon?).
Na ruim 80 kilometer over de A2 is de afslag naar het Nationaal Park van Laem Son. Een Thaise mevrouw op een brommertje spreekt ons al aan: zij blijkt de eigenaar van de bungalows waarnaar we op weg zijn – het is dan nog 9 kilometer door mangrovegebied.
We zijn niet voor niets vanochtend zo vroeg vertrokken – de zon staat al laag als we aankomen, maar we hebben het gehaald!