Familie Helder op Reis: Jaartjeweg 2006 - 2007

Bintan

Azië, week 37: 18 - 24 maart 2007

Een week in het echte Indonesië, we deden rustig aan maar hebben veel gezien. Mooie natuur, en mooie cultuur – toch weer anders dan in andere Aziatische landen. Vanuit de internationale Resort Zone reden we dwars over het eiland naar Trikora Beach aan de oostkust, en vervolgens naar Tanjung Pinang aan de westkust. Tanjung Pinang is de hoofdstad van het eiland, daar is ook nog wat Nederlandse historie te zien.

We zijn ook maar weer malariapillen gaan slikken, want de internationale resort zone zal wel veilig zijn, maar voor de rest van het eiland weten we dat niet zeker, en we krijgen ondanks allerlei voorzorgsmaatregelen toch wel heel veel muggenbeten allemaal.

Zondag 18 maart: Bintan Island Resort

Ook deze vierde dag op Bintan vullen we met snorkelen, zwemmen, schoolwerk, lezen, ballen en een kaartspelletje.

Op het terrein zien we enkele monitor lizards, grote hagedissen van soms wel anderhalve meter lang. Dit is een andere soort dan we zagen in de dierentuin van Bangkok: deze zijn meer zwart en hebben een spitse snuit. Ze zien er best eng uit, vindt Litty, als er eentje vlak voor je op een boomtak zit en begint te bewegen….

Om te voorkomen dat we helemaal dichtgroeien eten we vanavond een eenvoudige maaltijd van noedels en soep op onze kamer.

Maandag 19 maart: van Bintan Island Resort naar Trikora Beach, 79,7 km gefietst

Het verslag van vandaag is geschreven door Johan

Het is vandaag bewolkt, maar het is wel snikheet zoals altijd. Vandaag gaan we de resort zone uit en komen we op een gebied waar ook gewone Indonesiërs mogen wonen.

Het eiland is erg heuvelachtig, volgens Litty zijn het bergen. We rijden over een grote weg en zien twee ijsvogels. Dan zien we een groep apen, wij vinden het gewone langstaartmakaken; Pa vindt ze bijzonder. Na 3 km gaan we het hek van de groep hotels waar wij in sliepen uit. We zijn nog steeds in de resort zone. Op de elektriciteitspalen staan zo af en toe platen van beesten met daaronder een bord op welk eiland ze wonen (olifant, paal met bord van olifantneushoorn, zeekoe en tijger).

Dan komen wij bij een groot reservoir (daar zuiveren ze het kraanwater van de resort zone). Mama ziet op een van de (slechte) kaarten dat de weg na een tijd ophoudt. Papa’s betere kaart zegt dat de weg doorloopt. We besluiten om bij de kano- en waterfietsverhuur te gaan informeren. Die vertellen ook dat de weg over acht kilometer ophoudt. Ons besluit is om terug te gaan. Natuurlijk maakt Papa nog even een foto van het standbeeld van twee komodovaranen. Na anderhalve kilometer komt er een afslag die volgens de kaarten doodloopt op een brandweerkazerne, wij moeten nog een kilometer extra terug. Het begint nu ook te regenen. Voor de ergste regen kunnen we schuilen onder een boom op een krap krakkemikkig bankje. We drinken een beker limonade en eten wat koekies. Na vijf minuten is het droog en gaan we weer fietsen. Dan gaan we door een hek, dat is niet het hek van de resort zone maar een soort tussenzone. Na nog twee kilometer gaan we dan eindelijk de resort zone uit. We komen dan op de hoofdweg van het eiland. Daar is gelijk een dorp met winkels en krotten (zogenaamde huizen). Dat is gelijk heel anders. Bij een van de laatste winkeltjes van het dorp drinken Papa en ik cola en Ma en Lit smerige limonadetroep, ik vind het niet te drinken.

Buiten de resort zone ligt ook weer veel troep langs de weg, net als in de rest van Zuidoost-Azië. We rijden langs veel krotten/huizen met een tuin, een paar rothonden en wat plantjes. Na eenentwintig kilometer over de hoofdweg gaan we linksaf, verder is er niet zo veel te beleven. Na dertien kilometer komen we bij een kios/toko, Indonesisch voor winkel, hier stoppen we. Twee kilometer verder zien we de kust, na zes komen we bij strand. Het is donker en we hebben nog twintig kilometer te gaan, maar ja in het donker zie je de heuvels niet zo goed. Na tien kilometer te hebben gereden vragen we bij een resort hoe ver het nog is, de man spreekt totaal geen Engels dus dat werd niks. Vier kilometer verder vragen we in een dorpje hoe ver het nog is, nou zo’n twee kilometer. Papa zegt gelijk al ongeveer vijf dus. Na drie kilometer is er een grote kuil waar Mama tegen Johan aanbotst en Johan valt. De mensen van het huis bieden aan om vlak achter ons te rijden zodat we licht hebben, zelf hebben we een niet al te sterke fietslamp. Na nog drie kilometer komen we dan bij het guesthouse. Voor de deur van het guesthouse valt Litty ook nog eens. We krijgen gelijk een stuk chocolade aangeboden. We zijn de enige klant dus ze zaten tot acht uur op ons te wachten. We eten in het restaurant van het guesthouse en krijgen twee “complimentary coconuts” aangeboden. We zijn allemaal heel moe van tachtig kilometer fietsen en vallen gelijk in slaap.

Dinsdag 20 maart: Trikora Beach, eiland-picknick

Het plan was om vandaag lekker uit te slapen, maar Johan is al vroeg wakker en dan de anderen ook. Bij daglicht kunnen we goed zien waar we zijn. Dit adres hadden we gevonden via een hostel-site, dus we zouden niet verbaasd zijn geweest met een jeugdherbergkamer met twee stapelbedden, maar in plaats daarvan hebben we een houten bungalow met twee verdiepingen, matrassen op de vloer, en een simpele badkamer erbij. Het huisje staat vlak aan zee, bij vloed komt het water tot zo’n 2 meter van de bungalow. Er zijn ook enkele kleinere huisjes, die staan zelfs op palen boven het water. Boven het water is ook een afdakje waar je kunt zitten, daar gaan wij ontbijten. Een schitterend plekje, en wij zijn vandaag de enige gasten. Reserveren was dus niet echt nodig geweest, maar toch wel prettig want nu werd er op ons gewacht gisteravond.

Vanaf het ontbijtplekje gaat Wim direct de zee in om te zwemmen, er is ook een zeekano die we mogen gebruiken en daarmee peddelt Wim naar een eilandje. De anderen zijn nog niet zo actief op de vroege morgen, die blijven rustig zitten en de kinderen gaan wat schoolwerk doen.

Aan het eind van de ochtend lopen Wim en Anneke een oriënterend stukje langs de weg, en doen wat boodschappen bij een winkeltje. Opvallend dat hier zelfs het kleinste winkeltje brood verkoopt, geen toastbrood zoals in Thailand maar een soort witte bolletjes, vaak met een vulling van stukjes fruit. Drinken verkopen ze ook, maar niet gekoeld – elektriciteit is hier schaars, en ze hebben ook geen koelboxen met blokken ijs.

Litty en Johan waren bij het huisje gebleven, om met een bal te spelen. Als Wim en Anneke terug zijn, drinken we een koud drankje bij het barretje van onze bungalows. Dan bedenkt Anneke het plan om te gaan picknicken op het eilandje vlak voor de kust, waar Wim ’s morgens al heen gevaren was. Een stom plan, zo blijkt later, maar iedereen is enthousiast. Handdoeken, bal, picknickspul, alles wordt op de kano geladen en dan zal Wim het vrachtje overvaren – Anneke en de kinderen zullen gaan zwemmen. Maar het is inmiddels eb, en het is hier zo ondiep dat de kano vastloopt aan de grond. We nemen de spullen dus maar gewoon zelf mee – lopend, want zwemmen is dus ook niet nodig.

Toen Anneke nog wèl dacht dat ze zou moeten zwemmen, had ze haar bril afgedaan en in een rugzakje gestopt – als ze op het eiland haar bril weer op wil zetten, blijkt er een schroefje uit het montuur gevallen te zijn (op zich niet zo erg), maar daardoor is er een brillenglas uit (dat is wel erg). Natuurlijk zoeken we nog wel een flinke tijd naar het brillenglas, je weet maar nooit, maar helaas. Gelukkig heeft Anneke ook nog een zonnebril op sterkte, dus als het nu maar mooi weer blijft kan ze in elk geval buiten voldoende zien.

Na al deze tegenslag is de expeditie naar het eiland verder eigenlijk best geslaagd. Op een paar grote stenen vinden we een plekje om brood te eten, we vinden nog wat schelpen (onder andere een doopvontschelp), en zien mensen bezig met krabbetjes vangen en met het uitzetten van een soort vis-vallen. Als we teruglopen naar onze bungalow, is het water zo gezakt dat je met droge voeten over zou kunnen steken, ware het niet dat sommige delen zo modderig zijn dat je er tot je enkels in wegzakt. Je krijgt er lekker smerige voeten van, het lijkt wel wadlopen. Dat hebben de kinderen nog nooit gedaan, maar als ze horen dat je daarbij soms wel tot je middel wegzakt in de zwarte brij, snappen ze niet waarom mensen dat leuk kunnen vinden… Nu ja, hier is het maar een kort stukje en dan kunnen we alles afspoelen onder de (koude) douche.

Woensdag 21 maart: Trikora Beach, rondrit naar vissersdorp 13,8 km gefietst

De dag begint met flinke regenbuien. Onder het afdakje boven zee kunnen we wel min of meer droog ontbijten, maar het waait flink dus je moet wel opletten dat de hagelslag niet van je brood waait (en we zijn net zo blij dat we weer eens echte hagelslag hebben!).

Daarna eerst binnen maar wat schoolwerk. Aan het eind van de ochtend is de lucht opgeklaard, en willen we er toch op uit. Nu ja, Litty en Johan hebben eerst niet zo’n zin; het kost Wim en Anneke wel moeite om hen mee te krijgen. We fietsen een stukje noordwaarts langs de kust, om nog iets te genieten van de route die we op weg hierheen in het donker gefietst hebben. Een paar heuvels over (want ja, de kustweg is ook niet helemaal vlak), op de soms erg verweerde hellingen zie je goed hoe rood de aarde is. Wim ziet een groep van wel 15 apen langs de weg. Dan komen we bij een vissersdorp waar alle huizen op palen in het water staan; er zijn ook een paar huizen die drijven op een gammele constructie van houten palen. We fietsen nog een klein stukje verder, en rijden dan een stukje een pier op, waar we een mooi plekje vinden om wat te eten. Wim probeert hier ook te snorkelen, en Litty gaat enthousiast mee. Ze zien weer heel wat vissen, en ook een stuk begroeide zeebodem dat wel op een veldje pas gemaaid gras lijkt. Johan heeft geen zin in zwemmen, en haalt zijn moeder over tot een partijtje voetbal. Anneke staat nog voor met 5-4, maar uiteindelijk wint Johan met 10-7. We rijden terug naar het vissersdorp, waar een lange pier op houten palen een eind de zee inloopt. Op deze pier is een restaurant, met leuk uitzicht op het vissersleven. We bestellen wat onbekende visgerechten, ook een schaal krab, en smullen heerlijk.

Daarna nog wat boodschappen doen – het wisselgeld van 500 rupiah krijgen we terug als een handvol snoepjes (6000 rupiahs = 1 Singapore dollar, dat is een halve euro). Joepie, denken Litty en Johan, totdat we zien dat het durian-snoepjes zijn. We zijn al best lang in Azië, maar durian vinden we nog steeds vreselijk vies.

Donderdag 22 maart: Van Trikora Beach naar Tanjung Pinang, 39,8 km gefietst

Net als de vorige dagen ontbijten we onder het afdakje boven zee. Vandaag is het warm en vrijwel windstil. Daarna tassen inpakken, fietsen opladen en uitchecken. Enkele gevonden schelpen gooien we terug op het strand – we hebben echt genoeg. Als we willen betalen, kan dat met rupiah’s (maar daar hebben we er niet genoeg van), met Singapore dollar (maar daarvoor berekenen ze een ongunstiger koers dan elders op het eiland) of met credit card (dat kiezen wij). Maar een kaartlezer hebben ze hier niet – daarvoor mag Anneke met de eigenaar mee achter op een brommertje naar een luxe hotel 750 meter verderop, waar een zus van de eigenaar werkt. We hadden ons al afgevraagd hoe onze internetreservering ooit bij de strandhutjes terecht was gekomen, maar we vermoeden nu dat dat ook via het hotel gegaan is.

De route gaat eerst een eind langs de kust, soms ook door dorpjes en langs vissershaventjes. We zien schoolkinderen in een schooluniform van mooie traditionele Indonesische kleding, “net pyjama’s”, vindt Litty. De huizen zijn hier over het algemeen best mooi, vindt ook Johan, beter dan de huisjes die we de eerste fietsdag zagen in Indonesië. Onderweg genieten we van uithangbordjes en opschriften, zoals toko, Hotel Sentral, reparasi en apotek/apotik, zie ook het info-stukje over Indonesisch.

Na tien kilometer buigt de weg van de kust af, en rijden we door het binnenland naar de westkust – hier is het erg heuvelachtig. Iedere keer als we denken dat we boven zijn en naar zee mogen afdalen, rijst er weer een volgende helling voor ons op. Het wordt ook steeds voller op de weg, de rest van Bintan is vrijwel onbewoond, maar Tanjung Pinang is een drukke stad. Na wat zoeken vinden we een hotel naar onze zin, vlakbij de haven. Niet zo idyllisch als onze strandbungalow, nog steeds geen koelkast, maar wel een warme douche en zitruimte. Als we bij het hotel zijn, barst er een enorme regenbui los – we zijn net op tijd! Onderweg hadden we wel een paar keer wat gedronken en de bidons bijgevuld, maar toch zijn we ‘volledig uitgedroogd’; Wim haalt twee grote flessen drinkwater en binnen een paar minuten is er al meer dan 2 liter opgedronken. Als Litty gaat douchen, wil ze een zakje shampoo van het hotel gebruiken. ‘Shining black’ staat er op, en als ze het zakje opent, snapt ze waarom: het lijkt wel zwartepieten-schmink, zo zwart worden haar handen ervan. Gelukkig worden haar handen onder de douche snel weer schoon, maar dit spul smeert ze toch maar niet in haar haar!

In het hotel merk je ook dat we in een islamitisch land zijn: op het plafond van onze kamer staat een pijl die voor moslims de goede gebedsrichting aanwijst, richting Mekka. Je merkt het ook in winkels en restaurants, waar veel producten de aanduiding ‘halal’ hebben. Er zijn veel vrouwen met hoofddoekjes, maar ook veel zonder – blijkbaar wordt daar niet moeilijk over gedaan.

Vrijdag 23 maart: Tanjung Pinang, naar Penyangat

Het hotel is inclusief ontbijt, maar helaas niet een ontbijt waar wij erg blij mee zijn: gebakken rijst, noedels, mie, rijstsoep, gebakken banaan en ‘gekookte’ eieren waarvan zelfs het eiwit nog zacht is (dat vinden ze blijkbaar lekker; we hebben hier wel vaker zulke eieren gehad), met daarbij koffie (hebben we niet eens geprobeerd) en thee (met suiker er al in). Geen brood, geen water, laat staan vruchtensap, vlees of fruit. Op verzoek maken ze voor ons dan een paar kopjes thee zónder suiker klaar, en worden de eieren 5 minuten extra gekookt. Als we dan ook nog de picknick-voorraad van onze kamer halen, hebben we al met al toch wel een goed ontbijt.

Vandaag willen we naar Penyangat, een klein eilandje vlakbij Bintan. Op Penyangat woonden vroeger de sultans van Riau, de eilandengroep waar ook Bintan bij hoort, Vanwege de strategische ligging aan de scheepvaartroutes, is hier ook een VOC-vestiging geweest. De haven van Tanjung Pinang heeft verschillende pieren, en we moeten even zoeken naar de juiste aanlegsteiger. We krijgen verschillende privé-bootjes aangeboden, maar vinden dan toch de veerboot, een klein bootje waar wij de enige toeristen zijn.

Penyangat is weer een heel ander stukje Indonesië, een rustig dorpsleven met huizen op palen in het water, gammele steigers, kleine winkeltjes, spelende kinderen, mannen in de moskee, veel brommertjes en ook bemo’s, gemotoriseerde betjaks. Heel bijzonder zijn enkele koninklijke graven, waar als eerbetoon gele lappen om de grafpaaltjes gebonden zijn. Het idee lijkt wel op de oranje lappen die in Thailand om een Boeddhabeeld geknoopt worden.

Als we ergens gaan zitten om te drinken, staan er al gauw 10 kinderen om ons heen, eerst nog een beetje op afstand maar ze komen steeds dichterbij – Litty en Johan hebben wel lol in deze toenaderingspoging. Maar als Anneke haar toestel pakt om een foto te maken, rennen ze allemaal snel weg – dat willen ze blijkbaar niet. Jammer, want het was wel een leuk gezicht, die nieuwsgierige kindjes bij ons eigen tweetal.

Bij de aanlegsteiger van de veerboot stond een plattegrond van het eiland, en wij volgen nu een pad waarvan wij denken dat het leidt naar twee VOC-kanonnen die nog op het eiland staan. De weg wordt al snel een betonpad van een meter breed, een mooi wandelpad langs de kust. Maar verderop is het beton op veel plaatsen weg, het pad is (sterk) overgroeid, het lijkt wel een echte junglewandeling zo. Zolang het pad min of meer de kust volgt, kan er niets mis gaan. De natuur is schitterend, maar VOC-kanonnen hebben we niet gezien. Bij een soort villawijk van het eiland komt het pad weer op een bredere weg. Hier staan enkele echt wel wat mooiere huizen, en het is er redelijk schoon.

Even verder zijn we weer bij de aanlegsteiger, waar we vrijwel direct een veerboot hebben terug naar Bintan. Op Bintan gaan we even terug naar ons hotel, en lopen we daarna nog wat rond door de stad. Wat een verkeersdrukte hier, dan was het op Penyangat heel wat rustiger wandelen! We vinden een internetcafé, een KFC en een winkelcentrum.

Zaterdag 24 maart: Tanjung Pinang, naar Senggareng

De ontbijtservice gaat vooruit: vanochtend staan de hardgekookte eieren al klaar als we komen, en er is zelfs brood! Ze doen toch wel hun best om het ons naar de zin te maken.

Vandaag moeten we eerst wat regelen voor de terugreis naar Singapore. Terug via de resort zone betekent niet alleen nog een lange fietsdag over het heuvelachtige eiland, maar vereist ook een extra overnachting in de resort zone. En dat lukt niet, want de hotels daar zijn deze dagen volgeboekt vanwege een groot golftoernooi (toen wij daar maandag vertrokken, kwamen de golfers daar al aan, met grote tassen; zij kregen in elke bungalow een nieuwe strijkplank met strijkijzer). Dus besluiten we om morgen vanuit Tanjung Pinang terug te varen. Eerst informeren we bij de vertrekpier naar de boten (die zien er wel groot en betrouwbaar genoeg uit om onze fietsen te vervoeren), en dan gaan we tickets kopen bij een reisbureautje.

Als de terugreis geregeld is, wandelen we over de vismarkt, door een wijk met huizen op palen. Met een roeibootje (dat ook een motor blijkt te hebben) laten we ons overzetten naar Senggareng, aan de overkant van de haven. Hier is een oude tempel die helemaal overgroeid is met boomwortels. Een beetje zoals in Angkor Wat, maar niet zo’n beroemde tempel. Vanaf hier moet je (volgens onze Bintan-info) in een uur naar een boeddhistische tempel kunnen lopen. Wij vinden geen wandelpad, en lopen over de (rustige) asfaltweg. Daar is het wel erg zonnig en warm. Na een tijd komen we bij een droge rivierbedding, waar kloven zijn uitgesleten in de bodem. Als we denken dat we (eindelijk) bij de tempel zijn, blijkt dat een vergissing – maar een jongen biedt aan ons in zijn boot erheen te brengen. Om bij die boot te komen, lopen we eerst over allerlei smalle voetpaadjes, langs huizen en door tuintjes. Hij wijst ons ook een veld watermeloenen; die groeien net als pompoenen, grappig gezicht. Hij heeft een mooi bootje, met overkapping. En het is nog best ver varen, door een mangrovegebied. Onze schipper ziet ook twee leguanen, maar die kunnen wij niet ontdekken. Bij de ‘beroemde’ boeddhistische tempel blijken wij de enige bezoekers – de meeste toeristen komen blijkbaar alleen voor het strand naar Bintan. Het is er wel weer bijzonder, vooral muurschilderingen met allerlei afbeeldingen van moord- en doodslag, lekker bloederig getekend.

Onze schipper was bij de aanlegsteiger blijven wachten, en brengt ons daarna terug naar Tanjung Pinang. Eerst door de mangrove, dan door de haven, waar veel boten voor anker liggen. Een schitterend boottochtje!