Overnachten in Thailand
geschreven door Anneke
Tijdens onze reis door Thailand hebben wij op veel
verschillende plaatsen overnacht. De ene keer in een ‘hok’, de ander keer in een
luxe resort.
Er zijn wel wat algemene punten te noemen:
- De naamgeving ‘guesthouse’,
‘hotel’ of ‘resort’ lijkt vrij willekeurig. Een resort bestaat soms uit vier
simpele hutjes zonder voorzieningen, een guesthouse kan bestaan uit goede
huisjes in een mooie tuin, en hotels heb je in alle soorten en maten.
- Een Engelstalig bord zegt
ook al niets over de kwaliteit. We zagen een reclamebord voor een ‘bankaloo’,
en hotels met alleen een Thais opschrift. Gelukkig konden de kinderen al
vrij snel de tekencombinatie voor ‘hotel’ herkennen.
- “Hoe luxer het hotel, hoe
harder het matras” – deze stelregel leek later toch niet te kloppen, maar in
de beste hotels hebben we soms heel hard geslapen (“op een plank”, zeggen
Litty en Johan dan)
- De kustroute van Phuket naar
Bangkok kwam langs een aantal luxere strandaccommodaties; in het noorden en
centraal Thailand slapen we in steden of hotels langs de doorgaande weg –
daar is het vaak veel eenvoudiger.
- Er zijn resorts en resorts.
Litty maakt onderscheid tussen resorts voor Thai-Thai-poppen, en resorts die
gericht zijn op westerse toeristen, en heeft duidelijk voorkeur voor de
tweede categorie. Resorts van een Europeaan die met een Thaise vrouw
getrouwd is, zijn meestal wel goed: niet alleen rijst op het menu, en begrip
voor dingen waar een (westerse) toerist behoefte aan heeft.
- Veel hotels zijn herkenbaar
aan een bord met opschrift “24”. De kamers in zo’n hotel worden ook per uur
verhuurd. In films is zo’n hotel vaak lokatie voor obscure praktijken, maar
wij hebben enkele malen zonder problemen in zo’n 24-uurs hotel geslapen.
- De eenvoudigste kamers zijn
“een hok”: kale muren, kale vloer, een bed en een nachtkastje. Het bed is
niet opgemaakt; alleen een onderlaken en kussen met sloop (wij hebben niet
voor niets zelf een lakenzak bij ons). Soms is er een deken, die qua
materiaal nog het meest lijkt op een badlaken. Zelfs in zo’n hok is er
meestal wel televisie – tv kijken lijkt voor een Thai een eerste
levensbehoefte.
- Het ontwerp van de badkamers
lijkt ontleend aan de traditionele waterton waaruit je bakjes water schept
om te douchen of om de wc door te trekken – douche en wc bevinden zich vlak
bij elkaar in één ruimte. Als je gaat douchen, spetter je dus het toilet (en
wc-papier) drijfnat, en na afloop staat de vloer blank.
- Een enkel groot hotel heeft
een boiler of geiser, dan is er ook bij de wastafel warm water.
Gebruikelijker is een elektrische waterwarmer in de douche (of alleen koud
water natuurlijk). We hebben heel wat verschillende modellen gezien, het is
steeds weer even zoeken welke knopjes je moet gebruiken om het water op de
gewenste temperatuur te krijgen.
- Wc-papier is duidelijk ook
geen Thaise uitvinding. Soms moeten we er apart om vragen, soms hoort het er
echt niet bij (“sorry, no have”, zeggen ze dan), soms staat er alleen bij
het bed een rol in een wc-rol-houder, als een soort tissues. Die houder
verplaatsen wij dan bij aankomst natuurlijk direct naar de wc, maar zodra de
schoonmakers dat zien zetten ze de rol gauw weer op zijn plaats in de kamer
– die hoort natuurlijk niet in de badkamer!
- Eten en drinken doet een
Thai de hele dag door, en dat koopt hij buiten op straat. Zelfs in een
eenvoudige Nederlandse trekkershut is een aanrechtje met kraan, maar dat
hebben wij ook in de luxere Thaise bungalows nergens gezien. Dus vullen we
onze waterkoker bij de wastafel, en zoeken dan een geschikt stopcontact.
Want in tegenstelling tot de Thai zorgen wij wél graag zelf voor ons eten en
drinken!
Al met al vinden wij het een van de aantrekkelijke punten
van een fietstrektocht, dat je van tevoren niet weet waar je ’s avonds zult
slapen. Want zelfs al heb je een beschrijving gelezen en een reservering
gemaakt, het pakt vaak toch anders uit dan verwacht. En natuurlijk hebben wij
wel eens gemopperd, maar echt slecht hebben we het nergens gehad.