Familie Helder op Reis
Dit deel van het reisverslag beschrijft de dagen in de woestijn:
We rijden naar de woestijn en maken kennis met de bedoeïenen die ons zullen begeleiden.
We lopen door zeer uiteenlopende landschappen: grillige rotspartijen, vlakten met zandduinen, bergmassieven,
kleine palmoases en drooggevallen rivierbeddingen.
We wandelen naar de beroemde White Canyon. Door deze prachtige kloof bereik je Ain Khudra, een oase met veel dadelpalmen.
We slapen bij een bedoeïenen familie. Na het ontbijt rijden we naar het St. Catharina klooster.
Het klooster is prachtig gelegen aan de voet van de berg Sinaï.
Het is één van de rijkste kloosters in Egypte, met een enorme bibliotheek.
Het klooster is gebouwd op de plaats waar zich het Bijbelse verhaal van Mozes en de brandende braamstruik zou hebben afgespeeld.
Je kunt hier de Mozes- of Sinaï berg beklimmen. Met zijn 2285 meter is het één van de hoogste toppen in de Sinaï
en het is tevens de plaats waar Mozes de Tien Geboden in ontvangst nam.
De wandeling naar de top van de berg en weer terug neemt vier tot zes uur in beslag. Als je tegen de middag aan de klim begint,
kun je vanaf de top de zon onder zien gaan.
Vrijdag 9 mei | Wandeltocht Sinaï-woestijn |
Zaterdag 10 mei | St Catharina-klooster en Mount Sinaï |
Eerst nog een rustige ochtend in Dahab, voordat we de woestijn in trekken. Er staat vandaag weer heel veel wind, net als de dag dat we hier aankwamen – we boffen wel dat we dat gisteren niet hadden, want met zoveel wind heb je ook veel meer golfen in zee, en dat is lastig met snorkelen. Uitgebreid ontbijten, rustig de tassen inpakken en Johan duikt nog even het zwembad in. Als we de kamersleutels hebben ingeleverd kunnen we nog even onder een parasol wat fruit eten, en dan komt om half 1 een grote bus voorrijden. Deze zelfde bus zal ons naar Caïro brengen. Ergens wel minder sfeervol dan een klein busje, we voelen ons veel meer ‘toerist’ in deze touringcar, maar voor een lange tocht is het natuurlijk wel prettig als we veel ruimte hebben in de bus.
Vandaag rijden we maar een uur, dwars de Sinaï in. Midden in het niets stoppen we bij een bedoeïenenhut. Volgens de GPS zijn we hier al ruim 700 meter hoog. Vanaf dit punt gaan we wandelen, met overnachting in de woestijn. Onze grote bagage blijft onder in de bus, kleine tassen met slaapzakken en toilettassen worden op een hoop gelegd (die zullen door kamelen naar onze slaapplaats worden vervoerd), en wij houden alleen een fles water, zonnebrand en fototoestel bij ons.
Eerst krijgen we een lunch, en daarbij hoort natuurlijk ook eerst nog wat verkoop van kettinkjes en ander spul. Na goed rondkijken koopt Litty van een bedoïenenvrouw twee hangers, en Johan een mineraal. Dan is het eten klaar: platte gebakken broodjes, salade, sesampasta, kofta, gekruide rijst en watermeloen. We krijgen ook nog een kopje thee, en dan gaan we op pad. Nu we zonder bus reizen, hoeft er geen Egyptische vertegenwoordiger mee, we kunnen gaan en staan waar we willen, maar waar kun je heen, midden in de woestijn? Voor de wandeling hebben we een extra Egyptische gids, en natuurlijk volgen we die gewoon.
Het is inmiddels kwart over 3, het warmste deel van de dag is voorbij, en nu boffen we ook wel dat er vandaag weer zoveel wind staat: het is wel warm, maar niet té warm, met regelmatig drinken is het heel goed uit te houden. Vanuit de bus hadden we het landschap al gezien, maar het is natuurlijk nog veel mooier om er zelf rond te lopen. Eerst een deel door mul zand, Wim en Litty doen hun sandalen uit en lopen hier lekker op blote voeten. Later lopen we over meer rotsachtig terrein, langs schitterende rotsformaties.
Onverwacht staan we voor een diepe kloof, de White Canyon. Langs een touw moeten we daarin afdalen. Nick stelt ons gerust: ‘het lijkt enger dan het is’ – en achteraf geven we hem wel gelijk, maar toch… Enkelen lopen op teenslippers en die gooit Nick met een grote boog de kloof in – die zoeken we later wel op. Hetzelfde probeert hij met een waterfles, maar die spat open op de grond – gelukkig hebben wij een klein rugzakje voor ons drinken! We dalen één voor één af in de kloof, met hulp van onze gids en van elkaar. Nick vertelt dat de kloof ’s winters na hevige regenval nog wel onder water staat, er komen dan ook rotsblokken omlaag dus het pad door de kloof wijzigt nog wel eens. Maar nu is het helemaal droog en stoffig. De witte kleur komt van de kalksteen, Johan demonstreert herhaaldelijk hoe je een groot stuk kalksteen zomaar met je handen doormidden kunt breken, of stuk kunt gooien op de grond waarbij de steen tot krijtpoeder uiteenvalt. Waar de kloof wat breder is, rent Johan enthousiast van de ene kant naar de andere, en hij probeert van de zandhellingen te glijden – heerlijk!
Aan het eind van de kloof moeten we weer omhoog, en dan hebben we iets onder ons zicht op de oase waar we vannacht zullen slapen. Aan de ingang van het dorp ligt een schedel van een geit – om indringers af te schrikken? We passeren een kamelendrinkplaats, en een van de kamelen loopt een stukje met Wim mee – een mooi gezicht. Ook passeren we de bron die deze oase van water voorziet – ‘zuiver water’ komt hier uit de grond, maar wij houden het toch maar op flessenwater. Het dorpje in de oase lijkt nog heel authentiek, maar toerisme is een belangrijke inkomstenbron.
Aan het eind van het dorp is een grote tent gebouwd, dit is ons kamp. Eigenlijk zijn er twee grote tenten, er is ook nog een andere groep vannacht, en er is een mooi toiletgebouwtje. De tent lijkt traditioneel, met een rieten dak en de wanden bespannen met kleden. Nu het nog licht is, leggen we de matrassen in een kring, en richten we onze slaapplekken in. Ondertussen wordt in een klein keukentje de maaltijd voorbereid. Een prima maaltijd, met soep vooraf en dan rijst met kip en groenten. Na het eten krijgen we nog thee, maar dan zijn sommigen al hun slaapzak ingekropen. Anderen genieten eerst buiten nog van de schitterende sterrenhemel.
We waren gewaarschuwd voor muggen, maar die waren er gelukkig niet zo veel. We hebben heerlijk geslapen, en als het licht wordt zijn we klaar om op te staan. En anders word je wel gewekt – om 6 uur komt Nick ons roepen. Als de bagage is ingepakt, kunnen we ontbijten: heerlijk versgebakken platte broodjes met roerei, jam en smeerkaas. Buiten ligt een groep kamelen die nu ook hun ontbijt krijgen, een grappig gezicht, ze eten uit een soort voederzak net als een paard.
Die kamelen blijken daar klaar te liggen voor ons – om 7 uur mogen we opstappen. Op het zadel komt ook nog een matrasje, want de matrasjes waarop we geslapen hebben moeten teruggebracht worden – daardoor zitten wij extra zacht. Een mooie kamelentocht, nu echt door de woestijn. Als we bij een steile klim komen, moeten we afstappen – hier lopen de kamelen liever zonder passagiers op hun rug. Het pad slingert naar boven, een mooi gezicht met die stoet kamelen voor ons uit! Eenmaal boven, mogen we weer op de kameel stappen – eigenlijk kun je vandaar ook de bus al zien die op ons staat te wachten. Nu zien we ook dat we een rondje gelopen hebben – we zijn terug bij de lunch-plek van gisteren. Om 9 uur is onze woestijnwandeling voorbij – het was geweldig!
De bus brengt ons in een uur naar het Catharina-klooster. Hier is het opeens weer heel druk met vele andere toeristenbussen. Het Catharina-klooster is gebouwd op de plek waar Mozes het brandende braambos zag, en van God opdracht kreeg om het joodse volk te bevrijden van de slavernij in Egypte. Dat braambos (of wat er voor doorgaat) is nu nog steeds te zien op de binnenplaats van het klooster. Omdat Mozes niet alleen voor christenen maar ook voor joden en moslims een belangrijke profeet is, komen hier veel groepen op een soort pelgrimstocht. Toch kan je er wel rustig rondlopen, want het terrein is heel groot. De buitenkant van het klooster lijkt wel een kasteelmuur, door een poortje kom je op een binnenplaats en daarna via een volgende poort bij het braambos.
Er is een museumpje met ikonen, waar ook andere mooie dingen te zien zijn. Tussen de vele schilderijtjes van heiligen ontdekken we enkele bijzondere, bijvoorbeeld van een kerststal met een ‘kwijlende ezel’ (zo lijkt het, doordat de verf beschadigd is), of een tweeluik dat volstaat met talloze heiligen, netjes in rijtjes onder elkaar, of een schilderij van Mozes waarop het net lijkt of hij zijn voet heeft gebrand aan het brandende braambos. Ook zijn er oude handschriften met miniaturen, en het oudste boek dat van papier gemaakt is. En er zijn (nageschreven) aktes van zowel Mohammed als van Napoleon, waarin zij verklaren het klooster te eerbiedigen – de versterkte muren rond het klooster waren niet tegen hen gericht, maar tegen plunderingen van bedoeïnen. Tot slot zien we nog een zaal met liturgische gewaden, mooi geborduurd, de meeste natuurlijk flink verbleekt maar tot onze verrassing is er een priesterkleed dat nog steeds stralend rood is!
Na het museum kijken we ook nog in het kerkje – overdadig ingericht, in Grieks-orthodoxe stijl. Het klooster wordt nog steeds door Grieks-orthodoxe monniken bewoond. De monniken verzorgen ook de verkoop van ansichtkaarten en Nick vertelt dat ze die inkomsten aanvullen met opbrengsten van zelfverbouwde appels. We zien wel een kleine boomgaard, maar geen appels. Wim ontdekt nog een kleine ‘knekelkamer’, volgestapeld met schedels. Dan is het tijd om terug te gaan naar de bus.
Ons hotel is slechts enkele minuten rijden vanaf het klooster. Er is hier geen dorp, maar vanwege de vele toeristen wel een groot hotelcomplex. Twee rijen barakken met verdieping, dat klinkt niet zo sfeervol maar de omgeving is prachtig en er is wel een zwembad bij. Voor de liefhebbers eerst een duik in het water, en dan is er een verzorgde lunch in een grote eetzaal. Voordeel van zo’n groot hotel blijkt wel dat ze hier een groot buffet kunnen voorbereiden, en dat biedt heel veel keus. Brood en verschillende salades, ook allerlei warme gerechten – maar het meest genieten we natuurlijk van het toetjesbuffet! Fruit en allerlei baklava-achtige zoete lekkernijen.
Na het eten even rust, en dan gaan we om kwart over 3 weer de bus in, en rijden we terug naar de parkeerplaats bij het Catharina-klooster. We rijden een stukje om, zodat we nog langs wat winkeltjes komen – maar wij hebben nu niets nodig, en al genoeg te sjouwen. De parkeerplaats bij het klooster is nu vrijwel leeg, en de souvenirstalletjes zijn verlaten – het klooster is ’s middags gesloten, maar wij komen hier nu voor iets anders: de beklimming van Mount Sinaï. Op deze berg kreeg Mozes van God de stenen tafels met de tien geboden, ook dit is dus een heilige plek. Natuurlijk moeten we ons eerst melden bij een militaire wachtpost, en behalve Nick komt er ook nog een Egyptische gids mee, maar dan kunnen we min of meer ongestoord aan de klim beginnen.
De berg is 2285 meter hoog, maar bij het klooster zijn we al op 1500 meter hoogte, dus we hoeven nog ‘slechts’ 700 meter zelf te klimmen. In het begin is het nog wel warm, en even twijfelen we of we wel vóór zonsondergang boven zullen zijn, maar uiteindelijk valt het mee. Onderweg stoppen we een paar keer, er zijn ook stalletjes waar je wat eten of drinken kunt kopen, en zo komen we bij het laatste stuk. Dit is geen wandelpad meer, maar een soort trap in de rotsen. Vlak onder de top stoppen we bij enkele kraampjes – hier zouden we een warme maaltijd krijgen, maar die is nog niet klaar. Dan toch maar eerst van de zonsondergang genieten op de top, dat is nog een klein stukje verder omhoog. Tijdens de klim vroegen de kinderen zich af waarom ze hier geen kabelbaan aanleggen, maar het beklimmen van Mount Sinaï is natuurlijk wel een pelgrimstraditie, daarbij hoort dat je moeite moet doen – voor wie dit niet lukt, worden kamelenritjes aangeboden , dat past nog wel hier maar een kabelbaan zou de sfeer voorgoed veranderen, we zijn blij dat die er niet is!
Op de top is een kerkje en een moskee, en wij zoeken een mooi plekje op de rotsen. Hier boven is het flink koud, we krijgen bijna spijt dat we niet meer dikke truien hebben meegenomen (maar ja, die had je dan wel mee moeten sjouwen ’s middags in de hitte). We zitten te midden van de bergen, Mount Sinaï is niet eens de hoogste berg uit de omgeving. Met ondergaande zon kleurt alles ook nog mooi rood. Toch is het uitzicht de moeite van 2 uur klimmen niet waard, maar het is wel een bijzondere plek natuurlijk, en het geeft ook wel een goed gevoel dat we een berg beklommen hebben.
Om 19.23 u gaat de zon onder, en even later dalen wij af naar platform waar het restaurantje is waar we zullen eten. We zitten binnen in een kleine ruimte, daar kunnen we heerlijk opwarmen! Er is rijst met kip (wat anders?), met veel salade. We blijven niet te lang zitten, want voordat het helemaal donker is willen we in elk geval het gedeelte langs de trap gehad hebben. Dat lukt, en daarna over het bredere pad is het ook in het donker goed te doen. We vormen een lange rij lichtjes, met onze zaklantaarns. De kinderen die voorop lopen, zien een hele rij ‘sterren’ de berghelling afkomen als ze achterom kijken, "en als iemand valt, is dat een vallende ster". Moe maar voldaan komen we terug bij de bus – nog een klein stukje rijden, en dan kunnen we naar bed.