Familie Helder op Reis
Dit deel van het reisverslag beschrijft het bezoek aan Luxor:
Na een ontbijt aan boord van de felucca kun je een bezoek brengen aan de krokodillentempel van Kom Ombo.
Vervolgens vertrekken we in een verplicht konvooi naar onze volgende bestemming, Luxor. We rijden via Edfu, waar je de tempel kunt bezoeken.
De antieke naam van Luxor is Thebe. Ruim 2000 jaar voor Christus werd dit de hoofdstad van de farao’s.
De stad is rijk aan tempelcomplexen en koningsgraven. Hoogtepunt is ongetwijfeld Karnak, een immens tempelcomplex gewijd aan de god Amon.
Een echte aanrader is een fietstocht naar de Vallei der Koningen. Meer dan zestig graven van farao’s zijn inmiddels gevonden,
de één nog rijker gedecoreerd dan de andere. Het bekendste graf is dat van Toetanchamon, dat in 1922 werd gevonden.
Zondag 4 mei | via Kom Ombo en Edfu naar Luxor |
Maandag 5 mei | Luxor: Vallei der Koningen en Karnak |
We gaan niet meer zeilen vandaag; als we vroeg vertrekken kunnen we ons gewoon met de stroom mee laten drijven tot een plekje waar we opgepikt zullen worden door een busje. ’s Morgens om 6 uur worden de loopplanken al ingehaald, daarna is het tijd om aan te kleden en de slaapzakken op te rollen – intussen maakt de bemanning het ontbijt klaar. Meteen na het ontbijt zijn we al bij Daraw, het dorp waar we onze felucca-tocht beëindigen. In totaal hebben we dan 41 kilometer gevaren vanaf Aswan.
In Daraw is een grote dromedarismarkt, maar daar zien wij niets van. Wat we wel zien, zijn verschillende grote duiventillen in het dorp – duiven worden hier gehouden om op te eten, zoals kippen bij ons. Vanaf Daraw rijden we met een klein busje een paar kilometer tot Kom Ombo. We stoppen op de parkeerplaats bij de tempel – vanaf hier zal om kwart over 9 een konvooi vertrekken naar Luxor. In Egypte mag je niet zomaar op eigen gelegenheid rondrijden, om veiligheidsredenen moet je je voor de langere afstanden aansluiten bij een konvooi. Dat gaan wij straks ook doen – maar eerst is er nog gelegenheid om de tempel te bezoeken. In het busje heeft Nick ons een plattegrondje gegeven, en algemene uitleg over de opbouw van een tempelcomplex.
Deze tempel is gewijd aan twee goden: Sobek, de krokodillengod, en Haroëris, met valkenkop. Haroëris is eigenlijk Horus, de grote zoon van zonnegod Re. En in Sobek wordt de krokodil aanbeden, als de god van het water dat het land vruchtbaar maakte. Er zijn mooie reliëfs, ook van een godin met leeuwenkop. Nick had ons speciaal gewezen op een reliëf van een oude Egyptische kalender, en een reliëf van chirurgische instrumenten, zoals van een haak die bij het mummificeren gebruikt werd om de hersenen te verwijderen. Naast de tempel is een put met een nijlmeter, en daarbij een klein bassin dat de ‘krokodillenvijver’ heet. In een ander gebouwtje zijn twee krokodillenmummies tentoongesteld. Na een uur hebben we alles goed kunnen zien; er zijn nog enkele groepen die met een groot cruiseschip zijn aangekomen maar verder is het redelijk rustig, en nog lekker koel zo ’s morgens vroeg.
Op de afgesproken tijd sluiten we ons aan bij het konvooi: veel militairen, maar als we eenmaal rijden, merk je er eigenlijk weinig van, er zit soms best een flinke afstand tussen de wagens. Totdat ineens bij een flinke hobbel, een van de tassen van het dak afschiet. We zien de tas langs het raam van de bus op de weg vallen. Het was een hele lichte tas, die niet door zijn eigen gewicht klem werd gehouden – toch wel slordig dat die niet beter is vastgebonden. Maar goed, we stoppen om de tas weer op te laden en dan hebben we opeens een legervoertuig vol gewapende militairen naast ons staan. Onder privé-escorte rijden we verder. In Edfu houdt het konvooi pauze. Het dorpje zelf ziet er ook wel leuk uit om even rond te wandelen, maar dat kan dus niet – het konvooi pauzeert bij de tempel, even buiten de stad.
De tempel van Edfu heeft een soortgelijke opbouw als de tempel van Kom Ombo, dat is wel makkelijk maar de tempel van Edfu is veel groter, dus dat betekent dat we ons hier eigenlijk flink moeten haasten om ‘alles’ te zien. En omdat we met het hele konvooi tegelijk komen, komen we ook nog eens op een van de drukste momenten van de dag. Maar goed, we zijn er geweest, en hadden dit niet graag willen missen. De tempel is gewijd aan Horus, dus overal zie je een valk of een god met valkenkop. Achterin de tempel, in het gedeelte waar alleen de hoofdpriester mocht komen, staat een houten bark, bedoeld om de ziel van de gestorven farao naar de zonnegod te vervoeren. Het is een kopie – voor het origineel moeten we nog eens naar het Louvre in Parijs. Hieromheen zijn verschillende kleine kamertjes, de meeste met mooie reliëfs. Net buiten de tempel is een nijlmeter – daarvoor moet je een trapje af, en dan kun je een gangetje inlopen richting Nijlwater, maar al na twee stappen krijg je dan natte voeten, merkte Anneke! Een hoge waterstand dit jaar, dat belooft vast een goede oogst! In een van de zijkamertjes zochten we nog naar reliëfs die recepten uitbeelden om parfum te maken, en toen was het helaas al tijd om terug naar de bus te gaan.
Tussen Edfu en Luxor stopt het konvooi nog een keer, maar dat is alleen een korte stop bij een stel wegrestaurantjes, net tijd genoeg om even een plas te doen. De meeste chauffeurs hebben een eigen favoriete stalletje waar ze een kopje thee of koffie bestellen, en verder zijn er natuurlijk de onvermijdelijke Egyptenaren die proberen iets aan ons te verdienen. Willen we een ketting kopen? Een fles water? Euro’s wisselen? Een sjaaltje of piramidebeeldje? Hebben we een pen voor ze? Of iets te eten? Geld om iets te eten te kopen? Hooguit 15 minuten, dan zijn hun kansen voorbij en trekt de stoet weer verder.
Rond het middaguur zijn we bij ons hotel in Luxor. Een hotel met zwembad op het dakterras! We eten wat brood, en genieten dan van een siësta: zwemmen, zonnen, douchen, lezen, rusten of rondwandelen, ieder kiest waar hij zin in heeft. Anneke gaat boodschappen doen, en loopt daarbij eerst een rondje langs de tempelruïne van Luxor, die midden in de stad staat. Vervolgens naar de echte (niet-toeristische) markt, waar ze onder andere stapels ziet van kooitjes met duiven – die worden hier net als kippen op de markt verkocht. Bij een groentenkraampje zoekt ze wat fruit uit – een bordje vermeldt met Arabische cijfers de prijs, 3 pond, dus als de man begint met “five pounds” corrigeert Anneke hem snel met ‘talaatha’ - veel meer moet je haar natuurlijk niet vragen, maar dit is precies voldoende om de man te imponeren: die toerist kan niet alleen de cijfers op zijn bordje lezen, maar ze weet ook nog hoe je ze noemt in het Arabisch! Anneke vertrouwt er nu maar op dat hij verder eerlijke prijzen zal berekenen, en koopt nog een en ander. Een kilo tomaten, komkommertjes, meloenen en banaantjes. Met alle boodschappen keert ze terug in het hotel.
Aan het eind van de middag willen we nog wel iets bekijken in Luxor. Litty blijft liever met een stel anderen zonnen bij het zwembad, maar Johan gaat enthousiast met Wim en Anneke mee op stap naar het museum van Luxor. Dat is maar een paar minuten lopen. Net als het Nubisch museum in Aswan, is ook dit een modern museum met mooie ruime opstellingen en goede uitleg. Er zijn mooie beelden van verschillende farao’s, ook twee echte koningsmummies, sieraden en grafvondsten. Helemaal aan het eind van de historische presentatie komen enkele nieuwere voorwerpen, zoals een Romeinse grafsteen. In Rome zou zoiets in een museum tot een van de oudste schatten behoren, maar hier is het bijna modern! Een zaal op de benedenverdieping bevat een tiental beelden die notabene min of meer bij toeval in 1989 ontdekt zijn op de binnenhof van de tempel van Luxor. Ongelooflijk, dat midden in een stad waar al sinds de 19e eeuw archeologen en toeristen komen, zo iets moois zo lang vlak onder de grond verborgen is gebleven. Je vraagt je dan wel af wat er nog meer onder de grond zou liggen…
Terug in het hotel vinden we Litty, die achteraf toch ook wel mee had gewild. Maar op het dakterras was het ook erg gezellig en dan is het lastig kiezen! Anneke had vanmiddag niet voor niets boodschappen gedaan: we hebben niet zo’n zin in een uitgebreide maaltijd, en maken gewoon in het hotel een kopje soep klaar (lang leve onze waterkoker). Daarbij hebben we brood, crackertjes en natuurlijk de tomaten van de markt. Op de felucca hebben we prima geslapen, maar vannacht in een echt bed is toch ook wel weer lekker. En je kunt ’s avonds gerust nog wat extra water drinken, want je hoeft niet bang te zijn dat je ’s nachts in het donker de wiebelende loopplank over moet naar de wc…
Vandaag weer een druk programma. Eerst gaan we met de hele groep naar de westelijke Nijloever, we hebben gekozen voor een fietstocht met gids, en dat betekent vroeg vertrekken. Al om kwart over 5 worden we gewekt, vanaf kwart voor 6 zou er thee en koffie klaarstaan in de ontbijtzaal, maar dat wordt ietsje later. Er zijn al wel ontbijtpakketten voor iedereen: een pakje drinken, wat broodjes, een hardgekookt ei, jam en smeerkaas. Iets na zessen gaan we op pad. We lopen naar de Nijl, waar een motorboot klaarligt om ons over te zetten. Aan de overkant is een fietsenverhuurder – echt iets voor Nederlandse groepen, zegt Nick, die willen altijd fietsen. Het zijn vrij redelijke fietsen, enkele met een mandje aan het stuur voor de bagage- dat is lekker makkelijk. De route gaat heuvelop, maar zo ’s morgens vroeg is het nog lekker fris. Eerst rijden we over een weg met verkeer, maar verderop wordt het rustiger. Door een poort in een muur zien we een moderne begraafplaats, met kleine grafsteentjes.
Na drie kwartier fietsen zijn we in de Vallei der Koningen. De fietsen kunnen we zomaar tegen een muurtje zetten, ze hebben niet eens een slot – er is iemand van de fietsenverhuurder met ons meegefietst, en die blijft op de fietsen passen. Bij het toegangshek van de Vallei ontmoeten we onze gids voor vandaag, een aardige man die een map bij zich heeft met heel veel plaatjes. Eerst een korte introductie in een soort bezoekerscentrum, en dan lopen we de eigenlijke vallei in. De piramides bij Gizah stammen uit het Oude Rijk, circa 2500 voor Christus. Omdat men wel door had dat die vaak geplunderd werden, besloten farao’s in het Nieuwe Rijk (1500 voor Christus) om hun eigen graven beter te verstoppen. Aan de oostkant van de Nijl, de kant waar de zon opgaat, was de akropolis, de stad voor de levenden; daar ligt ook Luxor. Aan de westelijke oever, de kant waar de zon ondergaat, was de necropolis, de dodenstad; hier ontstonden de grafcomplexen. In deze vallei, de Vallei der Koningen, zijn nu 58 graven gevonden, waarvan het graf van Toetanchamon het bekendste is; niet omdat dat graf het mooiste of grootste is, maar omdat dat het enige graf is dat eeuwen later nog geheel ongeschonden gevonden is. Niet alle graven zijn permanent open voor publiek; met een standaardticket mag je 3 van de graven bezoeken; wij laten de keuze over aan onze gids.
Als eerste gaan we naar het graf van Ramses IV. Hier krijgen we een uitgebreide uitleg over opbouw van de graven, en over de muurschilderingen. Via een tunnel kom je langs voorraadruimtes (onder andere voor offergaven), en dan bij de schatkamer en de eigenlijke grafkamer. De muren bevatten afbeeldingen uit het dodenboek, een soort ‘reisgids’ met adviezen voor de reis naar de onderwereld. Ook zijn monsters en onthoofde mensen afgebeeld, bedoeld om eventuele grafschenders af te schrikken.
Het tweede graf dat we bezoeken, is van Ramses III. Wat hier opvalt, is een knik in de tunnel naar de grafkamer: tijdens de bouw van de tunnel kwam men onverwacht uit bij een reeds bestaand koningsgraf, en toen heeft men het graf voor Ramses III maar een beetje verder naar rechts uitgehakt. Wat ook opvalt is dat dit graf veel meer voorraadkamertjes heeft dan het eerste graf dat we zagen, “wat een vreetzak”, vindt Johan – had deze farao zoveel extra etensvoorraad nodig?.
We gaan nog naar een derde graf, ook uit de Ramses-dynastie. Dit is het graf van Ramses I. Dit graf ligt best diep onder de grond, de tunnel loopt steil naar beneden – maar de gids vertelt dat er nog veel diepere graven zijn. Zodra een nieuwe farao aantrad, begon hij aan zijn eigen grafkamer. Een architect bepaalde de vorm, een kunstenaar hield toezicht op de opschriften en versieringen. Ramses I heeft maar een paar jaar geregeerd, en dat is te zien aan zijn graf: het lijkt wel ‘niet af’, een deel van de ruimtes is niet gedecoreerd. Maar het gedeelte dat wèl af is, is juist weer heel mooi, en zo is het toch wel bijzonder om ook dit graf te bezoeken. Het graf van Toetanchamon bekijken we alleen van de buitenkant, en dan werpen we nog een laatste blik op de rotswanden in deze vallei. Je begrijpt wel waarom de farao’s juiste deze vallei hebben uitgekozen om hun graven te verstoppen, de rotswanden zijn zo grillig dat je overal wel een ingang kunt vermoeden – het lijkt onbegonnen werk om dit hele gebied te doorzoeken.
We stappen
weer op de fiets – en rijden nu min of meer terug. Dat betekent heuvelaf, met een lekker windje, en dat komt goed uit want het begint warm
te worden. Via een zijweg, met het laatste stukje toch nog een klimmetje waarvoor het eigenlijk te warm is, komen we bij Deir-el-Medina.
Dit was het arbeidersdorp van de vallei, waar de kunstenaars een eigen graf kregen. Natuurlijk veel kleiner dan de koningsgraven,
maar wel ook mooi versierd, vaak met voorstellingen uit het dagelijks leven. Twee van zulke tombes zijn te bezichtigen. We zien onder andere
en voorstelling van het mummificeren, en van landarbeid. Het lijkt wel een beetje op een Etruskisch graf.
Vanaf Deir-el-Medina
is het slechts een paar minuten fietsen naar Medinet Haboe. Medinet Haboe is een dodentempel. Hier zouden we met de hele groep naar toe,
maar voor de meesten is het genoeg geweest, zij kiezen een plekje in een restaurantje. Met twee anderen gaan wij wel de tempel bekijken,
echt de moeite waard, toch weer heel anders dan de andere tempels die we gezien hebben. Veel mooie reliëfs, diep uitgehakte hiërogliefen,
kleur op de pilaren, mooie offerstenen, gigantische hoge beelden: een geweldig mooi complex om heerlijk in rond te dwalen.
Na een uur zijn de anderen inmiddels teruggefietst; reisleider Nick zit met een waterpijp nog op ons te wachten. In het restaurantje drinken wij ook nog wat muntthee en limonade, heerlijk koel onder de ventilatoren. Zo hebben we weer energie voor de terugreis – het is nu natuurlijk wel warm, maar we rijden deels in de schaduw. Onderweg stoppen we nog even bij de zogenaamde Kolossen van Memnon, twee kolossale beelden die ooit aan weerszijden van een tempelingang stonden. Aan de overkant van de weg hangt een bordje: "WATER CLASS MAN AND WOMAN" – zindelijkheidstraining voor volwassenen, of gewoon een verkeerd gespeld water closet? We volgen onverharde weggetjes, zien schoolmeisjes en ezelskarren, aardewerk kruiken langs de weg (met drinkwater voor voorbijgangers), en mooie huisjes van adobe-steen. Om 1 uur zijn we terug bij de fietsenverhuurder, en een half uurtje later zijn we weer in het hotel. Siësta-tijd: brood eten, zwemmen, rusten.
Om 3 uur gaan we alweer op pad, want we willen ook het grote tempelcomplex van Karnak goed bekijken. Karnak ligt iets buiten het centrum van Luxor, het is het grootste tempelcomplex van Egypte. We gaan erheen met een paardenkoets – die hebben we in Aswan en Luxor al veel gezien, het ziet er heel toeristisch uit maar is vergelijkbaar met een taxi. In het Nubisch museum in Aswan zagen we ook al mooie paardentuigen – het hoort dus echt wel bij de cultuur hier om paarden als rijdier te gebruiken. Het is warm en zonnig, zo midden op de dag, en ook flink druk bij de tempel, vooral het eerste gedeelte. Later wordt het gelukkig veel rustiger. We komen het complex binnen langs de zogenaamde sfinxenallee, een laan vanaf de Nijl naar de tempel, met aan weerszijden sfinxen-beelden met een ramskop.
Het complex is echt heel groot, eigenlijk bestaat het uit drie verschillende delen elk met een aantal gebouwen. Niet alles is te bezichtigen, maar er blijft meer dan genoeg over. Onder andere een deel dat in onze reisgids de ’botanische tuin’ wordt genoemd: na wat zoeken vinden we hier enkele reliëfs van planten en vogels op de muren. Er zijn obelisken, er is een grote vijver (het heilige meer), en een standbeeld van een scarabee. De scarabee staat op een sokkel, en het schijnt geluk te brengen als je hier een rondje om loopt. Anneke loopt één rondje, maar Johan heeft de gids van een groep Aziaten afgeluisterd en loopt met hen wel 10 rondjes mee. Bijzonder is natuurlijk ook de grote zaal met gigantisch hoge zuilen.
Ook de anderen van onze groep zijn aan het eind van de middag naar Karnak gekomen – we komen ze allemaal tegen. Eén familie is met een minibusje naar de tempel gekomen, een soort colectivo, zo reizen wij na sluitingstijd ook weer terug richting hotel. Bij het uitstappen geven we de chauffeur 2 pond, dat blijkt genoeg. In het hotel lekker douchen, en alvast wat spullen inpakken – morgenochtend vertrekken we weer vroeg.
Om 8 uur vertrekken we met de groep naar restaurant Jamboree, een paar minuten lopen. Voor onze groep zijn tafels gereserveerd op de bovenste verdieping – maar voor het saladebuffet dat bij elke maaltijd hoort, moeten we dan weer naar beneden. Wim bestelt een traditioneel gerecht: tahin, een soort stoofpotje. Johan ziet ‘duif’ op de menukaart, gevuld met rijst, dat wil hij graag proberen, en Anneke eet een hapje mee. Enkele meiden uit de groep vinden het maar niks dat de duif nog zo goed herkenbaar is, zelfs de kop zit er nog aan – en Johan maakt ze nog eens extra aan het schrikken door na afloop nieuwsgierig het duivenkopje open te peuteren… Het is trouwens best lekker, duivenvlees. Als we teruglopen zien we een vrouw met klein kind bedelen op straat – dat hadden we in Egypte nog niet veel gezien, er is wel armoe maar echt gebedeld wordt er niet veel; de meesten proberen hun geld te ‘verdienen’ door diensten of koopwaar aan te bieden. Ook lopen we langs een boekhandel die stripboeken van Asterix en Kuifje in de etalage heeft staan, in het Arabisch natuurlijk! Om 10 uur zijn we terug in het hotel.